No. 4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
rond zijn mond, want hij kende zichzelf. Dan stond hij in tweestrijd, maar hij deed altijd
mee, want hij wilde zich niet laten kennen. Trouwens, het liep niet altijd verkeerd! Hij won
wel eens ook, of hij verloor niet zo erg, of hij had niet zo veel gedronken. Ze lieten hem
ook wel eens winnen, als ze bang waren dat het verkeerd zou gaan, maar daar kun je natuur
lijk niet altijd aan beginnen, dan is de aardigheid er af. Maar als Wannes verloor èn te veel
gedronken had, dan voelde je de spanning stijgen. Dan wachtte iedereen op de eerste vloek,
want zo begon hij altijd, en op de eerste klap. En die was zelfs toen al meer dan een daal
der waard.
ALS Wannes dan weer gevochten had, dan walgde hij van zichzelf. Dan kwam hij soms
uit schaamte een paar weken de herberg niet in. Een keer zelfs zagen ze hem in een
half jaar niet. Toen had hij verkering met Sien Kodde uit Snabbeldurp onder Domburg.
Die was indertijd overgeschoten en liep al een eind in de dertig, maar Wannes was ook
geen twintig meer. Toch kreeg hij daar om de een of andere reden op een zeker ogenblik
genoeg van en op een zaterdagavond stapte hij weer bij Jan Spul binnen. En meteen was het
feest natuurlijk! De vrijgezellen vierden Wannes als de teruggekeerde verloren zoon en het
was die eerste avond direct al weer mis en nog al flink ook. En sindsdien ging het bergaf met
Wannes. Iedere zaterdagavond was hij dronken en dikwijls ook zondags. Dan ging hij
naar Vlissingen of Middelburg, daar wisten ze op de duur ook met wie ze te doen hadden.
Maar hoe zat hij ook was, hij kwam altijd volgens de kortste weg weer thuis en hij was nooit
te laat om voor de beesten te zorgen of weer aan het werk te gaan, want hij was nou eenmaal
van ijzer.
„Hij zal d'r wel voor gestraft worden!" zeiden de mensen, die zich aan hem ergerden. En
die hebben waarachtig nog gelijk gekregen ook!
Dat gebeurde rond Pinksteren 1823, met ringrijden. Dat deed Wannes graag, net als
kaarten of biljarten, maar ringrijden kon hij goed. Daar had hij al dikwijls prijzen mee ge
wonnen. Deze keer had hij lang in twijfel gestaan welk paard hij zou nemen. Marie had
een rustige, vaste draf, maar ze was met de jaren een beetje traag geworden en daar hield
Wannes niet van. Hij ging het liefst op een scherpe draf onder de ring door om dan met een
flits de ring te pikken. Daarom koos hij Anna; die was jonger en vuriger. Je hoefde maar
met je tong te klakken en ze stoof weg. Ze kon alleen wel eens ongedurig wezen en rare
sprongen maken, maar als Wannes erop zat, zou dat zo'n vaart niet lopen.
EN zo reed hij die morgen naar Zoutelande, want daar werd de ring gestoken. Van alle
kanten kwamen de boeren en boerinnen, de knechts en de meiden en een handjevol
kermisvolk daar naar toe. De Walcherse boeren hadden in die dagen een zwaar en een
hard bestaan, maar als het feest was, dan was het feest. Dan werden de beste kleren aange
trokken, dan kwamen de kostbaarste halssnoeren en de zwaarste broekstukken uit het kabi
net, dan spanden de boeren het paard voor de huifkar en de boerinnen kwamen als statie
vrouwen op de bok te zitten, een mand met stevige boterhammen en wat snoeperij op de
schoot, terwijl de boeren voor de zekerheid nog eens in de beurs knepen om te voelen of ze
die wel goed genoeg gevuld hadden.
Het dorp was versierd met vlaggen en op de toog van de herberg stonden de borrels al
klaar. Het was een warme dag en ringrijden is een zware sport. Je zit de hele dag op een
warme knol, die hoe langer hoe meer gaat dampen, je ademt een hele dag stof, dat door de
stampende paardehoeven wordt opgestoven, je keel zit er van tijd tot tijd dicht van. En dan
moet die prop weggespoeld worden met van dat zoetige, donkere bier, want dat drinkt ge-
135