A.C.Z.C. of cokerie ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 als een losgebroken duivel, zijn maats hingen slap over de touwen van het lachen. Maar opeens bestierven ze het van de schrik. Wannes krijste een godslastering, die de duivel zelfs te erg gevonden zou hebben, zette zijn paard aan tot een bovenaardse vaart, reed onder de ring door, want die zag hij niet eens meer, sprong over het touw aan het eind van de baan, ga loppeerde de wei door, ramde het damhek aan stukken en joeg met gevelde lans het dwaal licht na, dat hem op een afstand van misschien vijf meter tartte, dat hem de polder in lokte, maar dat onbereikbaar zou blijven. En zo begon de dodenrit van Wannes Montenari, over wegen en sloten, dwars over velden en akkers, en over welgeteld de erven van zes boerderijen. Kromme Kees van 't Groen-Hof hoorde in zijn bedstee het gedonder van de paardehoeven, hij hoorde duidelijk de stem van Wannes, die de ellendigste vervloekingen door de nacht krijste; een oude boer onder Boude- wijnskerke, die een slecht geweten had omdat hij geld uitleende tegen woekerrente, dacht dat de duivel recht naar zijn slaapstee reed om hem te komen halen. Hij stierf van de schrik en zes uur na zijn dood, toen ze hem vonden, stond zijn haar nog recht overeind. En nog op vier, vijf plaatsen, tot onder Vrouwenpolder toe, zijn de mensen 's nachts wakker geworden, en eerst later begrepen ze dat dat Wannes geweest moest zijn, die achter het dwaallicht aanjoeg. ZODRA het eerste daglicht over de horizon glijdt, moet een dwaallicht verdwijnen, dan is het weg zoals een zeepbel, die kapot spat. Daardoor kwam er gelukkig een eind aan de nachtelijke lijdensweg van Wannnes. Zo een half uur voor de zon opkwam, zag Wannes het dwaallicht voor zich, op een afstand van een kleine veertig meter. Hij zette zijn paard, dat die nacht al niet meer van deze aarde was, aan tot een verschrikkelijke vaart, hij velde zijn lans en met een kreet van vreugde stak hij de punt dwars door het dwaallicht. En meteen werd het zwart voor zijn ogen, pikzwart. Het paard hebben ze die morgen al gevonden. Het was die nacht een mager scharminkel geworden en het liep kreupel, ze hebben het afgemaakt. Wannes vonden ze pas tegen de avond. Hij was te pletter geslagen tegen een duinhelling en had zijn nek gebroken. Zijn linker schouder en zijn hoofd zaten zeker een halve meter in de grond. Zo hard was die klap aan gekomen, dat ze hem hebben moeten uitgraven. En toch lag er op zijn gezicht een geluk kige glimlach, alsof hij in het laatste ogenblik van zijn leven al zijn gemiste kansen had goed gemaakt. 1911 - 1961 Dezer dagen vierde de cokesfabriek te Sluiskil haar „cinquantenaire". In 1911 werd deze als coöperatie de „Association Cooperative Zélandaise de Carbonisation G.A." van vijf Lotharingse ijzer- en staalbedrijven opgericht. Engelse kolen van overzee en cokeskolen uit het Roergebied, vervoerd in grote rijnschepen, moesten tot vóór de kade van de fabriek ge bracht kunnen worden. Het mondingsgebied van het kanaal Gent-Terneuzen, tegelijkertijd invalspoort voor een uitgestrekt en rijk achterland, bleek de vestigingsplaats bij uitstek. De initiatiefnemers waren de pioniers van de zware industrie. Op dit voor Zeeland zeer belang rijke gebeuren hopen wij in het volgende nummer terug te komen. Het Zeeuws Tijdschrift brengt zelden felicitaties over; hier zijn zij welgemeend op hun plaats. 138

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 14