ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
gedaan ten gevolge van het consumeren van
oesters. Een daartoe ingesteld onderzoek
bracht aan het licht, dat deze oesters be
waard waren in een put waarin een riool
uitmondde. Bij verder speurwerk bleek, dat
op dit riool negen huizen, waarin lijders aan
typhus woonden, hun afvalwater en faeca-
liën loosden. Het verband tussen het eten van
oesters en de besmetting door typhusbacteriën
was duidelijk.
Oesters en mossels hebben nl. het w mogen
om door middel van de z.g. baarden het zee
water met de daarin aanwezige kleine orga
nismen, waaronder bacteriën, af te filtreren.
Een oester wordt verder rauw gegeten, zodat
het duidelijk is dat op deze wijze besmetting
kan optreden, zoals men ook op andere wijze
met typhus besmet kan worden. De gevolgen
van deze besmetting waren voor de oester-
cultuur ernstig. De consumptie van oesters
in Engeland verminderde sterk, ze werden
zelfs onverkoopbaar en daarom naar het con
tinent geëxporteerd. In Engeland pakte men
de zaak krachtig aan om herhaling te voor
komen.
In Zeeland zag men ook zeer goed in wat
hier voor de oesterteelt op het spel stond en
het Bestuur stelde niet alleen een grondig on
derzoek in naar de besmettingsmogelijkheden
maar heeft bovendien diep ingrijpende contro
lemaatregelen en voorschriften vastgesteld om
de bacteriologische zuiverheid van de Zeeuwse
oesters te garanderen. Alle gronden waarop
oesters werden gekweekt en de putten waarin
ze werden bewaard, werden aan een zeer
strenge bacteriologische controle onderworpen.
In het jaar 1903 was men reeds zover gevor
derd, dat bij elke zending oesters certificaten
van onbesmetheid konden worden afgegeven.
Een en ander werd wettelijk vastgelegd in het
Zeeuwse stromen visserijreglement waarin
bepaald werd, dat het verboden is om oesters
uit de Zeeuwse stromen en voor consump
tie bestemd te verzenden of af te leveren,
tenzij voorzien van een certificaat van on
besmetheid.
Het onderzoek op bacteriologische zuiver
heid van oesters en mosselen vindt plaats in
het laboratorium van het Bestuur der Vis
serijen, dat op historische gronden te Bergen
op Zoom is gevestigd.
Ter geruststelling van de oester- of mossel-
etende lezer zij hier medegedeeld dat sinds
het instellen van deze preventieve controle
op de zuiverheid van oesters- en mossels meer
dan een halve eeuw geleden, er zich nog geen
enkel geval van besmetting van de mens door
het eten van oesters of mossels, afkomstig uit
Nederland, heeft voorgedaan.
II.
WIJ willen thans wat nader ingaan op
de verpachting van de visplaatsen,
niet alleen omdat deze sinds het in
stellen van het Bestuur der Visserijen op de
Zeeuwse Stromen een belangrijk deel van
zijn bemoeiingen uitmaakte, maar ook omdat
deze verpachting een zeer grote rol heeft ge
speeld in het leven van de oester- en mossel
kwekers. Hiervoor is te meer aanleiding om
dat het thans negentig jaar geleden is dat in
Zeeland met het verpachten van visgronden
een aanvang werd gemaakt.
Vóór het jaar 1870, toen de eerste verpach
tingen van visplaatsen in Zeeland plaats von
den werd omstreeks 1 oktober van elk jaar, de
visserij op oesters door het Bestuur openge
steld. Een groot aantal vaartuigen verscheen
dan op de Yersekebank en de eerste vaart was
altijd naar het gedeelte van de Oosterschelde
dat werd aangeduid met ,,de toren in het bos
je", ook wel genoemd „De Bol". Het ligt voor
de hand dat deze benaming verband hield
met oriënteringspunten op de vaste wal. Er
blijkt tevens uit dat er een eeuw geleden reeds
plaatsen waren in de Oosterschelde die voor
de groei van oesters van nature uitermate ge
schikt waren. Zo is het nog altijd.
De percelen werden verpacht voor een pe
riode van 15 jaar. De pacht van de percelen
die het eerst verhuurd waren, eindigde dus in
1885. Het bestuur besloot twee jaar voor het
einde van de pachttermijn een begin te maken
142