ÉS Zeeuws Tijdschrift De Zeeuwse flora in het heden en haar kansen voor de toekomst N U M M E R 4 11e JAARGANG 19 6 1 A. de Visser IN de tijd, dat Dodonaeus zijn kruidboek schreef, Clusius te Leiden zijn hortus in richtte, David de Gorter zijn „Flora Bei- gica" en Hondius zijn „Dapes Inemptae" schreef, was er van werkelijke kennis van de flora van een streek of gewest nog weinig sprake. De belangstelling voor wilde planten was toen vooral een belangstelling van me dische zijde in verband met genezende krach ten, welke aan deze planten of delen daarvan, meestal terecht doch ook wel ten onrechte werden toegeschreven. In de eerste helft der negentiende eeuw ver schenen de „Flora Batava" van Kops en de „Flora van Noord-Nederland" van Van Hall. De eerste florist van gestalte kreeg Zeeland in dokter R. B. van den Bosch (1810-1886) Zeeuw van geboorte en wonende te Goes. Hij onderzocht de plantengroei van Zeeland zeer nauwkeurig en gaf in zijn geschrift „Enume- ratio Plantarum Zeelandiae indigenarum" een opsomming van de soorten (litt. 1). In 1845 richtte hij met enkele anderen de „Nederland- sche Botanische Vereeniging" op en was gedu rende vele jaren haar voorzitter. Deze vereni Zeeland, het is een kartelland van schorren om een grote tuin met braam en distels aan de Westerrand. MARCO FONDSE ging, bij haar honderdjarig bestaan met het predikaat „Koninklijk" begiftigd, kan door de werkzaamheid van de Commissie voor de Floristiek als leidinggevend lichaam voor de Nederlandse floristiek worden aangemerkt. De vereniging stelde zich ten doel de planten groei van Nederland grondig te bestuderen en daarvan een Nederlandse flora samen te stellen. Ook in Zeeland heeft de commissie meermalen excursies tot dat doel gehouden. Bij de studie van de kennis der soorten be wijst een herbarium goede diensten en ook Van den Bosch was een ijverige verzamelaar. Toch was hij van mening, dat dit ondergeschikt moest zijn aan het hoofddoel. In zijn inlei dende bespreking bij de genoemde oprichting zeide hij o.m.: „Het verzamelen en systema tisch rangschikken dient ondergeschikt ge maakt te worden aan eigen onderzoek der levende natuur, aan het opsporen van ver wantschappen en van verschillen onder de plantenvormen, de z.g. morphologische ont wikkeling, waarbij de oorzaken, die tot die verschillen aanleiding zijn, worden bestu deerd." Daardoor is de plantenstudie weten- 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 1