ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 nemen die in financiële moeilijkheden waren geraakt of geen perspectief meer zagen in het oesterbedrijf. De produktie was gedaald, het aantal verzenders verminderd, de vraag gro ter dan het aanbod met als gevolg, dat de prijzen verdubbelden en zelfs verdrievoudig den. De geschiedenis zou zich echter herhalen. De produktie steeg, de onderlinge concurren tie werd weer groter en de winsten verander den in verliezen, die men voor zover mogelijk trachtte af te wentelen op de Staat door ver laging van de pachten te vragen. Ingave van percelen en herverpachting waren aan de orde van de dag. In 1902 was het pachtpeil door al deze manipulaties op een zodanig niveau gekomen, dat deze voor de bedrijven redelijk waren te achten. Van 1902 tot het uitbreken van de eerste wereldoorlog was er voorspoed in het oesterbedrijf. Onder invloed van de gunstige bedrijfsuitkomsten gingen de gegadig den naar de publieke verpachtingen van 1913 en 1914, het ging er nog warmer toe dan in 1882. Voor de Yerseke-, Bergse- en Herking- schebank te zamen werd f 711.329,gebo den, of nog 133.507,meer dan in 1882. Het was niet te verwonderen dat, na de ervaringen die men in bet verleden had op gedaan, vooraanstaande lieden in het oester bedrijf naar middelen zochten ter verbetering van de toestanden in het oesterbedrijf zoals een beter pachtsysteem, maar ook om de moordende onderlinge concurrentie te voor komen. Zij meenden die gevonden te hebben in de toepassing van een stelsel van mobiele pacht, dus afschaffing van de publieke ver pachtingen, gepaard gaande met centralisatie van de afzet der oesters. Het uitbreken van de eerste wereldoorlog opende de mogelijkheid deze gedachten in praktijk te brengen. Door de oorlog stagneerde nl. de oesterhandel, die, wat zijn afzet betreft, in hoofdzaak op het buiten land is aangewezen, volkomen. De afgesloten pachtovereenkomsten konden onder deze om standigheden niet nageleefd worden. Het be drijfsleven pleitte daarom bij de toenmalige Minister van Financiën (Mr. Treub) met succes voor afschaffing van de publieke verpachting voor de oesterpercelen en het invoeren van een mobiele pachtheffing. Een gedeelte van de bruto-opbrengst van de oesterpercelen aan vankelijk 20 °/o, later zelfs verhoogd tot 40 °/o, moest aan de Staat als pacht worden afge staan. De percelen werden voor een lange termijn nl. dertig achtereenvolgende jaren verpacht. Voor het innen van de pachtsommen was het noodzakelijk dat de oesters via een cen trale organisatie werden afgeleverd, waartoe werd opgericht de Coöperatieve Vereniging „Centraal Oesterbureau (Coczo) gevestigd te Yerseke. De mobiele pacht gold dan ook uit sluitend voor de leden van de „Coczo". De oesterkwekers die geen lid waren betaalden zonder meer de geboden pachtsom. Behalve voor de centrale verkoop zorgde de „Coczo" voor gelijkmatige sortering en correcte levering. Het waren alleszins gezonde gedachten die aan de oprichting van de „Coczo" en de mobiele pachtheffing ten gron- slag lagen. DE eerste jaren na de oprichting heeft deze vereniging goed gewerkt maar in vol gende jaren bedankten vele oester kwekers voor het lidmaatschap. De be zwaren tegen de centrale verkoop en het mo biele pachtstelsel, waarbij inderdaad degenen die hun percelen intensief bewerkten, veelal de kleine kwekers, naar verhouding meer moesten betalen dan degenen, die dit niet de den, werden steeds breder uitgemeten. Boven dien werden, zoals dit bij gezamenlijke verkoop vaker voorkomt, de beste partijen oesters bui ten de vereniging om verkocht en ondanks een intensieve controle verdwenen er op een of andere wijze oesters om hierdoor aan pacht- betaling te ontkomen. De veel besproken „Coczo" leidde dan ook een moeizaam be staan en na een 16-jarige werkzaamheid werd de vereniging opgeheven. Een van de leden van het Visserij Bestuur, de heer Moelker, die 46 jaar het oesterbedrijf had uitgeoefend, slaakte hierbij de verzuchting: „Men kan wel boeren bij elkaar brengen en houden, maar 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 22