ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 Uiteraard kon de beschrijving van de vege tatie in de genoemde plantengeografische ge bieden slechts een korte zijn. Er zou anders te veel plaatsruimte worden gevraagd. Voor een meer uitgebreid overzicht zij verwezen naar litt. 2, 3, 4 en 5. HOEWEL Zeeland niet slechts tot op wegbermen en dijkhellingen is geculti veerd, maar zelfs meerdere van die bermen en hellingen voor cultuurgrond be stemd worden, is er toch nog zoveel overge bleven, dat gezegd kan worden, dat wij nog een zeer rijke flora hebben behouden, zij het dan dat deze op vele plaatsen nog slechts fragmentarisch aanwezig is en de niet plaatse lijk bekende bezoeker weinig opvalt. Niette min zijn erkende floristen van naam het er geheel mee eens dat er in Zeeland floristisclt nog veel te genieten valt. Dit bleek ook nog eens weer in de voorbije zomer van 1960 toen een excursie door de „Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging" werd gemaakt in West Zeeuwsch-Vlaanderen, waarbij meer dan 550 plantensoorten werden genoteerd. Ook uit geschriften kan zulks worden afgeleid. Van door Westhoff beschreven zeldzame planten komen 21 soorten ook in Zeeland voor (litt. 6). Dat de wilde plantengroei ook in Zeeland in een tijdsbestek van nog geen eeuw zeer sterk achteruitgegaan is kan iedereen constateren, die daarvan enige studie maakt. Vergelijken wij de opgaven van Walraven uit zijn geci teerde lijst van omstreeks 1880 met de op gaven van nu, voor zover die bekend zijn, dan blijkt dat tientallen soorten zijn verdwe nen. Oorzaken daarvan zijn in de eerste plaats de wateronttrekking aan de duinen en zand gebieden waardoor veel soorten van de natte duinvalleien daaruit verdwenen. Ook door het steeds verder in cultuur brengen van de grond ging veel terrein voor de wilde planten groei verloren. De herverkaveling der laatste jaren heeft deze teruggang nog versneld en ook de overstromingen en inundaties hebben veel planten onherstelbaar verlies toegebracht. Als kritiek voor de wilde plantengroei moge ver der de chemische onkruid- en insektenbestrij- ding worden genoemd. Omtrent dit laatste merkte professor dr. D. Bakker bij de aan vaarding van zijn hoogleraarsambt in de Bo tanische oecologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen op 23 januari jl. o.m. op: „Immers, nog steeds vindt soms zelfs zinloos in grijpen in de natuur plaats, dat in vele rich tingen onherstelbare schade berokkent. Een duidelijke illustratie daarvan zijn verscheidene gevolgen van de chemische oorlog, die het laatste decennium tegen het plantenrijk woedt. Men verspreidt chemische stoffen, de z.g. her biciden, over de vegetatie of de bodem, waar door vele planten worden beschadigd of ge dood; enige herbiciden zijn niet alleen giftig voor planten, maar bovendien voor mens en dier. Desondanks kan men begrip hebben voor de overwegingen, die tot het gebruik van se lectieve herbiciden voor de onkruidbestrijding in cultuurgewassen hebben geleid" en verder: „Daarentegen is de grootscheepse vergiftiging der begroeiingen van oude wegbermen en dij ken, van houtwallen en sloten en nu en dan zelfs van natuureservaten niet te rechtvaar digen, omdat de noodzaak daarvan doorgaans niet vaststaat en men omtrent de repercussies in het biologisch evenwicht in het duister tast. Voorts betreft het vaak cultuurbezit van na tuurwetenschappelijke en esthetische waarde, dat beschermd dient te worden tegen de wille keur en onkunde van rechthebbenden. In de aanwending van herbiciden in gebieden, die buiten de eigenlijke land- en tuinbouwgronden zijn gelegen, schuilt bovendien nog het gevaar, dat deze stoffen langs directe of indirecte weg, belendende plantengemeenschappen beïnvloe den; de voorlopige indruk is dat deze werking niet moet worden onderschat." Ook in Zee land wordt, behalve op cultuurland en in boomgaarden, langs wegbermen en aan dijk vakken nogal eens royaal gespoten. Mogen de betrokken beheerders de ernstige waarschu wing van de genoemde hoogleraar zeer ter harte nemen. Ten slotte zullen ook het Deltaplan en 128

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 4