No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT maatregelen, zoals de verbreding van het ka naal Terneuzen-Gent haar tol van de wilde flora eisen. Reeds is met de klei van een suikerfabriek te Sas van Gent een fraaie kreek in de Van Remoorterepolder, ten zuiden van de Zandstraat in die gemeente, gedempt. Een zelfde lot zou aanvankelijk de Lovenkreek onder Hoek en de Canisvliet te Westdorpe zijn beschoren met grond van de kanaalver breding. Speciaal de Lovenkreek is landschap pelijk van zeer grote waarde en het lijkt een misdaad om deze op een dergelijke wijze te laten verdwijnen. Gelukkig zijn diverse in stanties, die natuurbescherming voorstaan, tijdig in het geweer gekomen, zodat dit ge vaar voor de Lovenkreek althans schijnt te zijn bezworen. ZO zien wij dan hetgeen wij nog aan wilde flora hebben overgehouden aan alle zijden belaagd. Welke zijn nu haar kansen voor de toekomst en wat dient te wor den gedaan, opdat wij aan het nageslacht nog iets meer dan een cultuursteppe zullen na laten? Gelukkig kunnen ook enkele optimistische geluiden worden vernomen. De waterwin gebieden, hoewel droger dan voorheen, zijn meestal voor het publiek afgesloten en de overgebleven of nieuw verschenen planten groei krijgt betere kansen, vooral nu na de opgetreden konijnenziekte de konijnenstand er gedecimeerd is. Vogelwachten beschermen broedplaatsen van vogels en de flora profi teert mede van de aan de fauna gegeven be scherming. Buitendijks gaan aanslibbing en duinvorming voort en het rijk legt de laatste jaren bij inpoldering een verheugende belang stelling aan de dag voor aanleg en beheer van natuurreservaten in die polders. De Westgeul in de Braakmanpolder mag als een voorbeeld van het laatste worden genoemd. Bij inventa risatie vóór de bedijking noteerden Bakker en Boer in de Braakman slechts 25 soorten plan ten. Er zijn grote percelen bos aangelegd en het terrein langs de Westgeul zelf wordt gro tendeels aan zijn lot overgelaten, zodat de na 3. Noordelijk gedeelte van de Lovenkreek in de gemeente Hoek. tuur daar vrij spel heeft. In 1956, vier jaar na de inpoldering, noteerde ik reeds 126 soorten, waarvan 71 langs de Westgeul. In de zomer van 1960 tijdens de genoemde excursie van de K.N.B.V. werden alleen langs de West geul reeds 148 soorten aangetroffen. Daar groeien thans fraaie soorten zoals Moeras- wespenorchis, Fijn goudscherm, Fraai duizend- guldenkruid cn Bleekgele droogbloem, vrij zeldzame als Zeerus, Gestrekte zegge en Paar- debloemstreepzaad, benevens wilgen in vele soorten en bastaarden. Zowel landschappelijk als botanisch blijven ook de polderdijken van grote waarde. Waar deze dijken weinig van verandering in cultuur methoden te lijden hebben, kunnen bepaalde planten zich daar ook over een lange reeks van jaren handhaven. Ondanks verordening „bij Koningswoord gebannen" dichtte Guido Gezelle reeds tot uitroeiing van distels, groet aan enkele dijkhellingen in de Zak van Zuid-Beveland als enige plaats in Nederland nog steeds de Wollige distel Cirsium eriopho- rum (L.) Scop.) en worden aan die hellingen allerlei zeldzame planten gevonden. Ook inun datie en overstroming blijken, bij al wat zij hebben vernield, toch ook nog weer te hebben medegewerkt aan de verspreiding van bepaal de plantensoorten over grote oppervlakken. 129

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 5