No. 5 sociale wetenschappen uit. Van al deze maat schappelijke levensvoorwaarden hebben wij in de loop van de tijd een min of meer duidelijk beeld gekregen. Van dit algemene beeld lopen er lijnen naar de individuele mens die ten slotte de beslissingen neemt. Het totaal van die beslissingen vormt weer een in dit beeld ingebouwde totaliteit. Willen wij begrijpen wat er gaande is dan moet de psychologie ons te hulp komen, omdat zij naar begrip van de individuele beslissingen streeft. Boekestijn is de eerste die dit vraagstuk heeft aangepakt waar het de migratie binnen ons land betreft (A. P. du Plessis en N. Frijda behandelen de emigratie naar dit gezichtspunt). Belang voor arbeidsvoorziening. VOOR onze regionale ontwikkelingspro gramma's is dit probleem van essentieel belang, omdat de vraag naar de be manning van die programma's de capaciteit van de arbeidsmarkt samenvalt met het bestaan van de belangrijkste drempel. Het resultaat van al onze inspanningen hangt af van de kans die wij zien onze mensen aan het gewest te binden, hen die hier geboren zijn en hen die van elders komen. Er is geen belang rijker vraag dan die welke stelt: vindt men Zeeland en de Zeeuwen prettig? 20 van de onderzochten wilde Zeeland verlaten. Bij de Rooms katholieken betrof het 34 bij de Nederlands hervormden 16 Dit zijn nog maar algemene percentages en het gaat nu om de beweegredenen. Opzet. IN het gebied van onderzoek, midden-Zee land ongeveer bewesten het kanaal door Zuid-Beveland, wonen ongeveer 8000 ar beiders, jonger dan 35 jaar, die in de industrie werken of ervoor in aanmerking komen. Hier uit nam de auteur ten slotte een steekproef van 544, toen in 1955 de Koninklijke Maat schappij „De Schelde" te Vlissingen aan het Nederlands Instituut voor Praeventieve Ge neeskunde in Leiden opdracht gaf dit com plex te onderzoeken. Zij werden onder ZEEUWS TIJDSCHRIFT vraagd op een groot aantal punten die be trekking hadden op de vraag hoe zij het leven en werken in Zeeland vonden. Het is hier niet de bedoeling in te gaan op de toegepaste statistische technieken. Boekestijn moest een gevaar omzeilen. Als bijvoorbeeld zowel in dustrie-arbeiders als Rooms-katholieken Zee land vaker willen verlaten dan niet-industrie- arbeiders en andersdenkenden dan kan dit het gevolg zijn van het feit dat er onder de 'industrie-arbeiders veel Rooms-katholieken voorkomen en van het feit dat er onder de Rooms-katholieken veel industrie-arbeiders voorkomen. Wil men dan Zeeland verlaten omdat men industrie-arbeider of omdat men Rooms-katholiek is? De schrijver moest hier toe 75 mogelijke dubbele relaties onderzoeken door telkens de verhouding binnen één groep in ons voorbeeld Rooms-katholieken of industrie-arbeiders te bekijken. Houding per groep. IN de tabel op pag. 168 staan de belang rijkste conclusies van de studie. In de eer ste kolom komt tot uitdrukking dat de migratie-animo groter is bij industrie-arbeiders dan bij de andere categorieën, waaronder bouwvakarbeiders, landarbeiders, arbeiders in ambachten. In de regels daaronder kan de lezer zich zelf een voorstelling maken van de „anderen". In de tweede kolom staan de re stricties die hij telkens moet maken. Wanneer het dus industrie-arbeiders betreft die wonen op het platteland is hun animo om te ver trekken niet groter of kleiner dan bij bouw vakarbeiders enz. het geval is. Algemene houding t.o.v. Zeeland. BOEKESTIJN wijdt bijzondere aandacht aan de antwoorden op opinie-vragen (b.v.: „Vindt U het hier prettig?"; een objectieve vraag is: „Bent U geschoold?"). Zij blijken in de meeste gevallen afhankelijk te zijn van een grondattitude, een algemene houding ten opzichte van Zeeland. Van die houding hangt dan ook de migratie-animo af, meer nog dan dat die laatste weer afgeleid 167

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 15