De kerk van Brouwershaven
No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
L. M. Verseput
DE restauratie, die de kerk van Brou
wershaven sedert 1954 ondergaat,
nadert haar voltooiing. Einde vol
gend jaar hoopt de hervormde gemeente haar
kerkgebouw weer te betrekken, nadat ze
sedert het najaar van 1956 in het Jeugd-
gebouw gekerkt heeft. Nu de restauratie ten
einde loopt, leek het me aardig enige bijzon
derheden uit het verleden van deze kerk bij
een te brengen. Nasporingen in het kerkelijk
archief en lectuur van wat anderen over de
kerk schreven, maken het mogelijk ons een
indruk te vormen van het grootse verleden.
De eerste vraag, die alle schrijvers over
Brouwenshavens kerk pogen te beantwoorden,
is deze: Wanneer is dit imposante gebouw, dat
al van verre het landschap beheerst door zijn
indrukwekkende vormen, gebouwd? Voor de
huidige restauratie werd als ontstaanstijd aan
genomen de 15e eeuw, maar thans wordt ge
dacht aan het midden der zestiende eeuw.
Volgens een verslag in de Provinciale Zeeuwse
Courant van 23 mei 1960 heeft ir. EL de Lus-
sanet de la Sablonière in een causerie op een
gemeenteavond van de herv. gemeente ver
teld dat de huidige kerk in het midden van
de zestiende eeuw moet zijn gebouwd. Aan
de hand van gevonden bakstenen heeft men
kunnen vaststellen dat de eerste kerk (voor
gangster van de huidige) dateerde uit de veer
tiende eeuw. Deze kerk, die in kruisvorm was
gebouwd, bestond uit drie schepen met een
klein transept, waarbij stenen gewelven wer
den gebruikt. In het midden van de zestiende
eeuw zou het huidige gebouw in diverse stadia
gebouwd zijn. De muren van de oude kerk
werden afgebroken, waarvoor enorme zuilen
in de plaats kwamen. Een noord- en zuidbeuk
maakten dat de kerk werd verbreed. De hui
dige spanten zijn uit de zestiende eeuw, het
geen aan de hand van inscripties, timmermans-
merken enz., is vastgesteld. Als we de heer
de Lussanet de la Sablonière mogen geloven,
is de kerk van Brouwershaven jonger dan
men vroeger aannam.
Brouwershaven moet wel erg welvarend ge
weest zijn dat men de bouw van zo'n enorm
godshuis kon bekostigen. Volgens dr. J. J.
Westendorp Boerma [1] is de 16e eeuw voor
Brouwershaven een bloeitijdperk geweest.
„Zoutnering en meerederij zijn in volle fleur.
Er is een jaarmarkt met een paardenmarkt.
De ordonnantie op de imposten van 1541
geeft een levendig beeld van de invoer:
Franse- en Rijnse wijnen, Engels-, Hamburgs-
en Wismars bier, fruit, garens, touw, ijzer,
boter, kaas, rozijnen, vijgen, kalk, IJsselsteen,
laken, fluweel, damast enz. De hoofdzaak
bleef voor en na de haringvangst."
Als we de geweldige kerk van de „smal-
stad" zien, zijn we geneigd te gaan mijmeren
over de vroomheid van haar bouwers, die
zo'n monument stichtten om God te vereren.
Maar wilde men toen door het grootse bouwen
niet anderen overtroeven? En dan is de
vroomheid weer zoek en blijft de trotse mens
over, die zichzelf een monument opricht, dat
hem verheerlijkt.
Maar de offervaardigheid moet toch wel
groot geweest zijn om zulk een gebouw te be
kostigen en in stand te houden? Vergissen we
ons niet! De gelden voor kerkbouw en kerk-
onderhoud werden meestal door de overheid
bijeengebracht. In Brouwershaven werden voor
de kerk allerlei belastingen geheven. Niet door
vrijwillige gaven werd de kerk in stand gehou
den, zoals thans, maar door indirecte belas
tingen op levensmiddelen, als haring en bier.
Het onderhoud en beheer van de kerk.
TOEN in november 1566 de heerlijkheid
Brouwershaven door aankoop in bezit
van koning Philips II kwam, gaf deze
aan de stad een uitvoerig privilege. In dit
171