m Zeeuws Tijdschrift De eendenkooi van Ellemeet - In memoriam N U M M E R 5 11e JAARGANG 196 1 J. Vijverberg WIJ, vogelmensen hadden het on der elkaar altijd over de een denkooi van Ellemeet, ofschoon het ons in het minst niet om de kooi als zo danig of om het kooibedrijf ging. Ik herinner me, fa, dat de kooibaas me een keer, geheel uit eigen beweging, wilde laten zien, hoe dat eendenvangen in z'n werk ging. We liepen de paar honderd meter van z'n woning naar de kooi, hij met de traditionele rokende turf voor zich uit in de hand, tot we, ons verborgen houdend achter de hoge rietschutting aan de ingang van een der zes pijpen stopten, ons doodstil houdend. Nu werpt de kooiker enige handenvol ge broken koren, dat goeddeels op het water blijft drijven, over de schutting heen, waar op allereerst de lokeenden eigenlijk para sieten, maar otimisbaar aanvallen. Dan vol gen schoorvoetend, achterdochtig, wil-ik-zal- ik, enkele inlandse wilde eenden, mede aan gelokt door het befaamde hondje, dat om de rietcoulissen heen, nü zichtbaar, dan weer zoek, zijn misleidend spel speelt. Als de vogels dan halverwege de pijp afgeschermd met kippegaas gekomen zijn en eens achterom kijken, zien ze opeens de kooiker wijdbeens over de aldoor smaller wordende watergeul staan, wild zwaaiend en gebarend met de lange armen. Een enkele eend slaagt erin, onder de armen door terug te vliegen, doch de rest komt in de fuik terecht, die vlug door een ruk aan een tien meter lang koord, dat langs de pijp sliert, door de kooiker met een klep wordt dichtgetrokken. En dan is 't liedje gauw gezongen. Ik weet nu, hoe het eendenvangen in zo'n kooi toegaat en heb er verder geen interesse meer voor, waarom ik me nu maar heel in 't kort van de kooi en z'n geschiedenis af maken zal. De aanleg dan kooivijver met zes pijpen, een z.g. „kooi", speciaal voor het vangen van duikeenden, z'n honderden rietschuttingen, beboste omwalling dateert van 1896. Hij lag aan de oostelijke grens van de Lokkerspolder, een 24 hectaren groot complex van weide- en slikland, plassen en rietveld in het allerlaagste deel van 't Schouw- se lageland, omgeven door een lage kade, wat op een eigen waterbemaling wijst. De toen malige eigenaar, een der heren Smit uit Kin derdijk, had de kooi doen aanleggen met als doel geldbelegging. Een der kooikers zei me, dat de onderneming nimmer gerendeerd heeft, dat er elk jaar geld bij moest. In 1915 werd de kooi met naastgelegen gronden verkocht aan de heer Jochems te Wassenaar, die wel ook de kooi exploiteerde, maar wiens hart, als ik wel ben ingelicht, in hoofdzaak uitging naar de overrijke kolonies van weide-, moeras- en zeevogels (meeuwen en sterns) in de aan voedsel zo overvloedige plassen en sliklanden. Het ging hem in de eerste plaats om het vogelreservaat en dat was 153

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 1