ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 privilege stond ook een bepaling ten gunste van de kerk. „Item, dat tot voorderinge ende prouffijte van der kercken van der voorscr. stede nijet alleenlijcken de poorters derselve stede, die van oudts gewoen zijn daertoe te contribueren ende te geven, maar oock alle buytenluyden aldaer coemende ende arriverende, insgelijcs. daertoe sullen moeten contribueren ende voor elck pont (bedoeld is pond Vlaams) dat die visscher maeckt van den harinck, commende uyter zee, geven eenen grooten ende dat tot prouffijte van de kercke aldaer." Reeds vóór 1566 blijken de Brouwse vissers al bij te dragen voor de kerk, maar na 1566 moeten dat ook de vissers doen, die van elders komen en hun haring in Brouwershaven op de markt brengen. Het kerkelijk pondgeld werd verpacht en de pachter droeg de gelden af aan de kerkmeesters, de voorgangers van de huidige kerkvoogden. De twee kerkmees ters beheerden het kerkegoed. Zij waren ge kozen uit en door de overheid. Men dient bij de kerkelijke en geestelijke goederen onderscheid te maken tussen ver schillende soorten: de kerkfabriek of het kerk gebouw met zijn inkomsten. Wij noemen dat thans de kerkvoogdij. Maar de vroegere kerk voogdij had alleen de zorg voor het kerk gebouw en niet die voor de geestelijken. De geestelijken werden betaald uit de pastorie- en vicariegoederen. Bij de reformatie nam de overheid de oude pastorie- en vicarie goederen (meestal landerijen) in beheer, omdat de oude beheerders, de r.k. hiër archie, wegviel. Uit de in beheer genomen vicarie- en pastoriegoederen werden nu de predikanten betaald. In Zeeland werd het Extra-Ordinair in het leven geroepen: d.w.z. Gecomitteerde raden van Zeeland beheerden Gezicht op Brouwershaven van de Noordzijde, 1754. Midden op de kerk de klokketoren, die in de Franse tijd werd afgebroken. 172

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 20