ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
wereldoorlog was de kanaalzone dus nog
overwegend een landbouwgewest, voor het
oog zowel als naar beroepssamenstelling.
BOER Ramondt die een flink bedrijf had
even benoorden de Axelse Sassing was
het eerste slachtoffer van wat later een
planologische ingreep zou worden genoemd.
Alleen, hij verkocht in 1911 vrijwillig en de
koper was de A.C.Z.C.
Ramondt boerde op dat moment beter dan
zijn voorganger. Na 1895 toen de Ameri
kaanse concurrentie op de graanmarkt was
afgenomen keerde de goede conjunctuur ge
leidelijk terug. Vergeleken met de 11,
voor een hectoliter tarwe in 1878 en de 5,50
in 1894 maakte Ramondt in 1911 er zo'n
8,voor. En de suikerbieten deden het ook
weer best. Daar kwam bij dat het beschot per
hectare zeker met 20 a 30 was gestegen.
De landarbeiders deelden maar ten dele in
de welvaart. De lonen waren gestegen, maar
door de modernisering van het bedrijf ont
stond er winterwerkloosheid. De boeren leer
den volstaan met een minimum aan vaste ar
beiders. De werklozen vonden meestal nog
emplooi bij het onderhoud van wegen en
dijken. Waar gebrek zijn intrede deed ver
trokken de mensen naar verre steden. Wie
in de winter daar tijdelijk werk vond was
geneigd er te blijven. De ontvolking die ons
nog parten speelt nam een aanvang.
Niet overal in Zeeland is tegen de ont
volking een dam opgeworpen. Slechts op
enkele plaatsen nam de industrie een deel
van de aanwas voor haar rekening. In de
vijftig jaar die sedert 1911 zijn verlopen
zagen de vijf kanaalgemeenten hun inwo
nertal met 10.000 toenemenin dezelfde
tijd ondergingen de overige gemeenten in
Zeeuwsch-Vlaanderen een stijging met
slechts 5.400 inwoners. De laatste jaren is
er buiten de kanaalzone zelfs sprake van
een achteruitgang. Men kan zich voor
stellen hoe het verloop zou zijn geweest
als de kanaalzone niet tot ontwikkeling
zou zijn gekomen: Zeeuwsch-Vlaanderen
zou ontvolkt zijn. Aan de cokeriekomt
de eer van pionier toe.
PIONIEREN doen wij in een land, dat
niet op onze komst is berekend. Zeeuwsch-
Vlaanderen was nog niet gereed voor een
industrialisatie op enige schaal. De wegen
liepen voornamelijk in de richting noord-zuid.
Economisch belangrijk waren alleen het ka
naal en de spoor- en tramwegen. De Stoom
tramweg Maatschappij Breskens-Maldeghem
exploiteerde haar lijn sedert 1887. Drie jaar
later volgde de aansluiting via Sluis aan de
Belgische tramweg langs de kust. De lijn van
de IJzendijksche Stoomtramweg Maatschappij
van 1891 sloot hierop in Schoondijke aan en
gaf verbinding naar Eekloo. In het oosten
werkte sinds 1902 de Maatschappij Hulst-
Walsoorden. Aan interne verbindingen tussen
Oost- en West Zeeuwsch-Vlaanderen bestond
aanvankelijk nog geen behoefte; elk stukje
van „den overkant" had kennelijk slechts be
lang bij het Belgische achter- of beter voor
land. Terneuzen was geïsoleerd! Het is de
Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg Maatschappij
geweest die deze geografische conceptie door
brak. Speciaal met het oog hierop werd zij
opgericht in 1911. De tekenen van de
nieuwe tijd stonden dus duidelijk aan het fir
mament. Bij stukjes en beetjes werd deze lijn
verwerkelijkt. In 1929 kon de reiziger per
tram van Breskens over Hoofdplaat, Philip
pine, Terneuzen en Zaamslag naar Walsoor
den, tweeëndertig jaar geleden dus nog maar.
Van Terneuzen naar Hulst liep de verbinding
dan nog via Walsoorden, later Perkpolder-
haven.
Van pendel was natuurlijk geen sprake;
van Zeeuwsch-Vlaamse solidariteit evenmin
zo iets vergt minstens een generatie.
WAREN de geesten op industrie-ont
wikkeling voorbereid? Wijlen pas
toor Jos van Campen van Terneu
zen heeft daarover radicale dingen geschreven
(Zeeuws Tijdschrift 1957, blz. 86 e.v.). De
178