ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 het ook wat ons als enthousiaste vogellief hebbers zozeer fascineerde. Deze bezitting, in z'n geheel, werd in 1940 door aankoop eigendom van Baron Schimmel- penninck van der Oije te Wassenaar, ook vooral om het vogelreservaat. Deze heeft er helaas niet veel plezier aan beleefd, niet veel en niet lang. In 1944 werd door de bezetter het ganse eiland Schouwen-Duiveland ge- inundeerd, terwijl weinige jaren later de watervloed van 1 februari 1953 èn kooi èn reservaat met nog zoveel ander moois abrupt van de kaart veegde, voor immer. EN zo trap ik dan, de fiets beladen met foto-attributen, enige dagen na mijn Vlake-verkenning, de tien kilometer naar de eendenkooi. Bij Moriaanshoofd de Slikweg in en vijf minuten later kom ik aan de kooikerswoning, een steenworp ver van de weg af gelegen. Ik tref het slecht, zie ik al dadelijk. Om een grote, glimmend zwarte auto met Engel se merktekens, drentelen twee heren wat op en neer. De kooibaas loopt bedrijvig van buiten naar binnen en weer terug. Als de heren instappen, schiet hij haastig op me toe. Hij moet met een Engelse lord, die lange heer daar die dikke is z'n secretaris mee naar Haamstede, naar de duinen. Daar ligt een wulpenest, dat wil de lord zien. Maar ik be hoef niet terug te gaan. Kijk, dat hokje ginds Dat staat bij een klutenest. De vogelfotograaf, die er deze dagen gebruik van maakt, ook een Engelsman, is vandaag naar de inlagen, dus kan ik er inkruipen en de kluut fotograferen. 7.'n zoon -12 jaar - zal me er brengen en zolang ik er in zit bij het huis de wacht houden. Want ik mag niet uit de tent komen, terwijl de vogel zo vlak bij op zijn nest zit. Dan zou het beest al te zeer schrikken en wie weet, z'n eieren voor goed in de steek laten. Als ik klaar ben en er uit wil, moet ik maar hard fluiten, dan komt de jongen me ophalen Nu, succes hoor! Hij stapt in en de auto ruist de dreef af. KENNIS gemaakt met de kooikersvrouw, een kopje koffie gedronken en dan met de zoon naar het magisch lokken de hokje. Een paar honderd schreden voor me uit 't frisgroene bossage van de kooiwal laat me koud en op de voorgrond, rechts en links kluten met hun vreemd opgebogen lange snavel, hun stereotyp camouflagespel spelend, opvallend misleidend, als geen an dere vogel in onze contreien dat speelt: kop en borst lichtelijk voorover hangend, de hoge loodgrijze poten diep in het hielgewricht doorgeknikt, zacht waaierend de grote, zwart witte vlerken. Vanwaar toch die aanstellerij, die afleidingsmanoeuvres, hier, in dit juist voor kluten zo ideaal vrije oord, waar geen menselijk wezen een nest verstoren, een ei wegnemen zal. Och, ze spelen hun spel toch, uit instinct alleen al. De partners zitten op de nesten, doodrustig ik tel er wel tien op onze korte wandeling ze zitten, bij wijze van spreken, tot aan de keukendeur toe. Zo komen we bij het hokje, de kluut is bij onze nadering van het nest gestapt, niet eens zo ver weg, wacht geduldig onze aftocht af. Een pracht oplossing, zo'n hokje, om de vogels met de camera voldoende dicht nabij te komen. Het staat er dag en nacht, het hele seizoen door, wordt van het ene nest naar het andere gedragen. De vogels worden er mee vertrouwd, al heel gauw, als met een willekeurige paal of boomstronk, die daar staat. De kooiker timmerde het van lichte Kluut op nest. 154

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 2