Zeeuwse kroniek ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 M. P. de Bruin Proefschriften. DITMAAL willen wij enige aandacht wijden aan een drietal Utrechtse proefschriften. De promoties vielen alle in juni van dit jaar. Het onderwerp van het proefschrift van de heer H. P. Meppelink is: Technisch vakonderwijs voor jongens in Nederland in de 19de eeuw". Hij concludeert o.m. „In het ontplooiingsbeeld van het technisch vakonderwijs voor jongens gedurende de 19de eeuw tekent zich de werking af van een viertal krachtencomplexen, t.w.: a. een groeiende opleidingsbehoefte; b. activiteiten van het gebundelde particulier initia tief uit; c. de overheidshouding en overheidsactiviteiten; d. navolging van voorbeelden in omliggende landen." In 1841 komt te Middelburg, in samenwerking met de tekenacademie aldaar, het plaatselijke nuts- departement en het nijverheidsdepartement een indu strieschool tot stand. In 1843 zijn er 66 leerlingen. De belangstelling voor deze school daalt in de jaren vijf tig. Omstreeks 1867 echter verdwijnt de industrieschool als zelfstandig instituut, zij gaat dan op in de burger avondschool. Zierikzee krijgt in 1860 ongesubsi dieerd een industrieschool. De burgerdagschool het instituut dat beoogde via algemeen vormend, niet professioneel gericht dag onderwijs de werkende stand ten nutte te zijn, schoot geen wortel. „Een geheel ander beeld geldt ten aanzien van de ambachtsschool. Deze instelling brengt praktijk onderwijs c.q. praktijkonderricht in combinatie met theoretisch vakonderwijs, bij wijze van dagopleiding". De oprichtingsjaren zijn voor Goes 1876, Midddelburg 1881 en Zierikzee 1883. Tontines; een onderzoek naar de geschiedenis van de lijfrenten bij wijze van tontine en de contracten van overleving in de Republiek der Verenigde Ne derlanden", luidt het onderwerp van de heer H. Wa genvoort. Men kende tontines in soorten, die onder linge overeenkomst vertonen. „In alle gevallen is sprake van een groep deelnemers die zich hetzij op initiatief van derden, hetzij op eigen initiatief ver enigden om gezamenlijk een bedrag bijeen te brengen en vervolgens hetzij rente, hetzij het kapitaal, hetzij beide voor de langstlevende(n) bedongen. Zij onder wierpen zich daarbij aan bepaalde regels door de organisator vooraf opgesteld, of door henzelf gezamen lijk overeengekomen. De deelnemers waren dus zoals van Haaften het uitdrukte „de eigenaars van de rechten op de lijfrenten lopende op het leven van het (de) langst levende lijf (-ven)." Deze vorm van lijfrenten is genoemd naar de Ita liaan Lorenzo Tonti. Onder de plaatsen waar lijf renten bij wijze van tontine en contracten van over leving werden aangetroffen (inclusief projecten), komen voor Middelburg (1671, 1735 en 1786), Goes (1673) en Zierikzee (1733, 1784 en 1786). Ook de Staten van Zeeland sloten in 1755 een lening, die het karakter had van een loterij annex tontine. Het derde proefschrift is van mejuffrouw J. Holle- stelle: „De steenbakkerij in de Nederlanden tot om streeks 1160." Ook Zeeland kende vroeger steenbakke rijen1). Dat men hier tegen het einde van de middel eeuwen op bepaalde plaatsen ophield met de baksteen nijverheid, verklaart mejuffrouw Hollestelle als volgt: „Door de verandering in de waterstaatkundige toe stand, welke tot groot landverlies leidde en de bodem deed verzilten, werd het later raadzaam, althans in bepaalde streken, met het steenbakken op te houden. Evengoed als het „darink delven", dat wil zeggen het uitgraven van het met zeewater doordrenkte veen, waaruit zout gewonnen werd, gaf het afgraven en uittichelen van grond aanleiding tot het ondermijnen van de dijken. Zo is het wellicht te verklaren, dat voor de verbouwing van het huis Windenburg bij Dreischor op Duiveland omstreeks 1475 niet alleen baksteen werd aangevoerd uit Cats op Noord-Beve land, maar ook uit Rotterdam." Wij zouden hieraan kunnen toevoegen, dat op Noord-Beveland nog in 1682 binnen de Frederiks- polder is „geset eenen grooten steenoven, daer in ge- backen is 346.500 groote steen". Zelfs de naam van de steenbakker is ons overgeleverd nl. Jacques Fruit. Vermoedelijk zijn deze stenen voor de herbouw van Kortgene gemaakt. Interessant is het in dit proefschrift te lezen, dat op Walcheren tot in de vorige eeuw wel enige produktie bleef. De omstandigheden waren even wel niet van dien aard, dat er grote, moderne bedrij ven konden ontstaan. Diverse gegevens uit de middeleeuwen over steen bakkerij op de Zeeuwse eilanden zijn beschikbaar ge komen. Er waren stadssteenbakkerijen te Zierikzee en Middelburg. In de 14e en 15e eeuw ging men in vele steden ertoe over de boeten niet meer in geld maar in stenen te eisen, omdat partijtwisten en oorlogen het noodzakelijk maakten de muren te versterken of te De Aardenburgse Steenfabriek produceert ook thans nog stenen, waarvan de grondstof uit eigen omgeving komt. 182

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 30