No. 5 ZEEUWS TIJDSCHRIFT ons hoofd, honderden. Van deze vogels we zagen het in de Vlake worden de eieren wèl geraapt april/juni. Vooral de kok meeuwen mogen niet overheersend worden; die worden gemakkelijk eierdieven. Ze zijn z.g. alleseters. Dan heb ik zowat alles gezien. Een met al een vogelparadijs zonder weerga, met z'n rijke gevarieerdheid van soorten, z'n individuen bij duizenden, verheven aanblik, de trots van Schouwen. In de namiddag zitten we in het in de om walling ingebouwde kooikershuisje met z'n raampje van één enkele ruit, bezet aan de vijverkant met dunne, schuinstaande plankjes, zodat men wel van binnen naar buiten kan zien, maar niet andersom. Van hieruit over ziet de kooiker de plas, als hij eens pools hoogte van de bezetting met eenden wd nemen. 't Is nu verboden vangtijd, de aangewezen tijd, om herstelwerk aan schuttingen enz. te verrichten, zodat er alleen wat lokkers rond zwemmen. De kooibaas moet het hebben van de noordelijke trekeenden in herfst en win ter. Vlak vóór me, aan de afgekalfde rand van de vijver, zie ik zowaar een kokmeeuw op z'n nest en iets hogerop een visdiefje. Die knapen zitten dus ook al in de kooi zelf, binnen de schutting. De kooiker heeft er wel aardigheid in, zo'n vogelkiekerij eens mee te maken. Zo zal dus de kooi in deze ook nog JMnia ri V* li Kokmeeuw staande op 't nest. Visdiefje, broedend. een duit in 't zakje leggen. De gummislang met bal, 4 meter lang, reikt tot in onze schuilplaats, zodat ik van daaruit de camera bedienen kan. Binnen een half uur, ook al te gemakkelijk, heb ik de gewenste opnamen. Heel mooi is die van de kokmeeuw, die, een poot op een der eieren, zo zelfbewust de plas overziet, vragend a.h.w. om op ware grootte nagetekend te worden, wat ik dan ook doe, als een aandenken voor de vriendelijke kooimensen, die hem, keurig ingelijst, achter glas, boven de deur in de keuken hangen, waar hij zal blijven hangen, zolang de familie er huizen zal, tot 1916, als ik het wel heb. Bij een nieuw bezoek aan de kooi wees de kooibaas me twee eieren in een kuiltje in het frisgroene gras (z.g. aardgras). Ze waren van een andere sternensoort, de noordse- of zil vergrijze zeezwaluw, die zich voor leken slechts van het visdiefje onderscheidt door zijn geheel rode snavel, terwijl het visdiefje aan de helderrode snavel een sterk daarbij af stekende zwarte punt heeft. De eieren zijn gelijk van grootte, maar die van de noordse gewoonlijk contrastrijker getekend dan die van het visdiefje. Het legsel van de noordse bevat als regel twee en dat van het visdiefje drie eieren. Het hokje stond er al en een kwartier later had ik 2 opnamen, een van de vogel zittend op 't nest en een met uitge spreide vleugels. Weer een aanwinst, die ik elders niet zo gemakkelijk had kunnen krijgen. Eens maakte ik het mee, dat een kluten- paar het gevecht moest aanbinden tegen de kleine wezel. 157

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1961 | | pagina 5