No. 1 ZEEUWS TIJDSCHRIFT ook zijn bemanningen waren anders geaard dan de mijne. Als ik in gedachten de oude gezichten van mijn personeel de rij laat passeren dan blijft bij mij de herinnering aan hun plichtsgetrouw heid en het plezier waarmede zij hun heus niet altijd aangenaam werk deden. De bemanningen onderhielden de schepen met hulp van de werkplaats te Ylissingen. Hoe mooi zag het schip er uit als het van de werkplaats kwam. Wel werd in 1912 de romp zwart geverfd in plaats van wit maar toch was er veel wit Japanlak. En als het publiek nu maar mee hielp om het schip schoon te houden! Ik herinner me nog goed, dat de dekknecht J. den Boer, die een expert was in het „Japanlakken" bij mij kwam en zei: „Directeur, nu moet u toch eens komen kijken; daar heeft weer een passagier zijn poten op m'n pasgeschilderde reling ge zet." Ja, ieder, die over een publieke dienst gaat kent veel ergernis. Voor één van mijn geregelde reizigers heb ik nog altijd waardering. Dat is een heel lange dominee van een van de dorpen van Schou wen. Als die, met zijn hoge hoed op, de dek salon binnentrad dan sneuvelde een ballon van het elektrisch licht. Maar hij vergoedde de schade! In het begin van 1912 kwamen de twee schroefstoomschepen in dienst, de „Schou wen" en de „Noord-Beveland", wit geverfd met gele schoorsteen. Het publiek was tevre den, deksalons en promenadedek voor beide klassen. Het waren flinke schepen, die wel eens erg konden slingeren als men bij ruw weer de haven van Zierikzee binnenliep of hun neus in de golven staken, zodat het buiswater over het stuurhuis vloog. 1911. Bemanning r.s. Zeeuwsche Spoorboot No. 1, staand op s.b. raderkast. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 13