No. 1 ZEEUWS TIJDSCHRIFT werd te weinig geld besteed. Het verkeer te water moest zich richten naar het getij en de schepen van de „Zeeuw- sche Spoorboot Maatschappij" voeren der halve op ongeregelde maar op de afvaartlijst duidelijk vermelde tijden. Toen nu de provincie de stoombootdienst zelf zou gaan exploiteren, trachtte het pro vinciaal bestuur van de gemeente Zierikzee de toezegging te verkrijgen, dat zij de haven grondig zou uitdiepen. Op 16 september 1910 vergaderde de Commissie van Toezicht op het stadhuis van Zierikzee met burgemeester en wethouders, maar tot een definitieve toe zegging kwam men niet. Wel is de haven herhaalde malen uitgebag gerd en is ook de zwaaiplaats verbreed en verdiept, maar toch vielen onregelmatigheden in de vaart ten gevolge van de te lage water stand dikwijls voor. Bovendien zijn er nog vele andere factoren, die de vaart op de Zeeuwse stromen beïn vloeden en daar komt nog bij de correspon dentie op de treinen te Goes. De spoorwegen lieten zich aan de stoom bootdienst niets gelegen liggen; herhaaldelijk moesten passagiers aan het station te Goes een vol uur wachten. Van de zijde der „Rot- terdamsche Tramweg Maatschappij" onder vond men met de correspondentie eerder tegen- dan medewerking. Bij mist werd de dienst ontwricht, trots de bekwaamheid van de kapiteins. Ziedaar waarom het niet mogelijk was te allen tijde volgens de afvaartlijst de dienst uit te oefenen. Maar vorst was het ergste; het eerst viel de dienst op Middelburg uit, maar weldra kwa men grote ijsvelden vanaf het „Bergsche Veld" (verdronken land van Zuid-Beveland) de Oosterschelde afzakken. Door oostenwind en getij werden die in de ingang van de Zand- kreek gedreven; Katse Veer werd bijna on bereikbaar, de Zandkreek vroor dicht, men liep van Wolphaartsdijk naar Kortgene en ten slotte raakte de haven van Zierikzee vol van ijs. De dienst werd gestopt. Dat gebeurde o.a. in 1917 toen we midden in de eerste wereldoorlog zaten en de twee schroefschepen op de Westerschelde moesten helpen nog iets van het verkeer daar terecht te brengen; Zierikzee was toch dicht. DE eerste wereldoorlog was voor de dienst een tijd van beproeving. De „Schouwen" werd naar de Wester schelde gedirigeerd en met alle mogelijke mid delen werd getracht met de „Noord-Beve land" volgens een afvaartlijst te varen waar bij kolengebrek soms tot geheel stopzetten van de dienst noopte. Dan was er direct oorlogsgevaar in de vorm van drijvende mijnen, die op de Ooster schelde heen en weer dreven, waar overdag scherp naar werd uitgekeken en waardoor varen in het duister onmogelijk werd. Zelfs dreef er eens bij vloed zo'n zeemijn de haven van Zierikzee binnen, de stad in rep en roer; men sprak van ontruimen der huizen aan de Nieuwe Haven. Gelukkig nam de eb het ding weer mee naar de Oosterschelde, waar de koninklijke marine het tot zinken bracht. Niet alleen geen kolen maar ook petroleum, kaarsen, smeerolie en kwasten, ja wat al niet s.s. Schouwen aan Loskade Middelburg, 1912. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 15