Runamara
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 1
Luc Montigny
(Geheim van de zee)
„O Stadje van Schouwen,
't Zal je berouwen,
Dat je genoemen heit miene vrouwe
RAAK! Dat was de enige ge
dachte die de arme zeemeerman
bezielde. Wraak over heel een
bevolking, vervloeking over heel een stad.
Want de vissers van Wester-Schouwen hadden
zijn Schone in hun netten gevangen. Zijn zee-
schone met haar koele, soepele lijf en glinste
rende vissestaart. Ze hadden haar gevangen
en in een net gehangen aan de toren van
Wester-Schouwen. De meerman bezwoer hen,
vloekte en vleidde. Hij hief zijn kleine kind
naar hen op, spartelend en lachend. „Ziet
hoe dat ding nou al kan kollen!" riepen ze
lachend, en de meervrouw bleef hangen. Tot
ze stierf en als een leeg, bloedeloos, grauw vod
bleef hangen in dat net en aan die torenspits.
Dwazer waandenkbeeld dan dat met de
vernietiging van het lichaam tevens de ziel
ophoudt te bestaan hebben de mensen nooit
gehad. De Schouwense zeemeermin ontsnapte
aan haar lichaam en met de grelle kreet van
een zeevogel vloog ze omlaag en streek neer
naast haar zeeminnaar. De vrouw was ge
lukkig met haar kind, maar de man zwom te
rug en in het aangezicht van de stad vervloek
te hij haar. En deze vervloeking werd letter
lijk bewaarheid.
Zeemeerminnen. Zij profeteren en zegenen.
Hoor hoe hun ijle stemmen als flarden zee-
mist door de eeuwen tot ons komen.
Batsland sal vergaen,
En de toren in 't water blijven staen.
In 't jaar onzes Heren 1539 verging het
dorp, alleen de toren bleef bestaan.
Polder van Namen sal vergaen,
En Bats alleen sal blijven staen.
In de onheilsnacht van 1719 toen het Chris
tuskind wederom geboren werd ging het eerste
deel dezer aanzegging in vervulling. Reimers-
waal, Bats, Wester-Schouwen: één litanie van
Houtsnede van Nicolaas Bulder.
West-Schouwense zeemeermin.
18