Van een einde en een begin 9 No. 1 ZEEUWS TIJDSCHRIFT P. de Bruyne IK herinner me nog goed, die Algemene Vergadering van de „Zeeuwsche Spoorboot Maatschappij" op 6 april 1910. Voor zitter was de heer J. P. Fokker, commissarissen de heren M. Fokker, J. van der Vliet, A. G. Kijn en I. G. J. Kakebeeke, di recteur mijn vader P. L. de Bruyne. Ieder wist, dat de patiënt het niet lang meer zou maken en daarom verwonderde het ook niemand, dat de vergadering besloot tot opheffing van de naamloze vennoot schap. Ik voelde het echter als het einde van weer een Zeeuwse instelling en ik geloof, dat Johan Fokker, die gedurende zijn leven, reeds meerdere Zeeuwse instellingen had zien verdwijnen, daar ook zo over dacht toen hij de commissarissen en mijn vader, na afloop van de algemene vergadering, toesprak. JOHAN Fokker, was een lange man, met een krakerige stem en hij had de naam van onaandoenlijk te zijn, maar dat was slechts schijn want hij wilde nooit zijn ge voelens tonen, en in zijn korte toespraak was werkelijk een soort van droefenis te bespeuren. Toen nam hij mij terzijde en zei, dat ik wellicht een goede kans maakte om directeur te worden van de stoombootdienst op Zierik- zee, die de provincie wel zou gaan instellen en ik voor mij vond het een prettig idee, dat waar mijn overgrootvader tot de oprichters van de veerdienst Vlissingen-Breskens had be hoord, ik zijn achterkleinzoon, zou komen aan het hoofd te staan van een provinciale stoom bootdienst. Op dat ogenblik was dat alles natuurlijk nog onzeker, maar op 10 juli 1910 besloten Provinciale Staten tot instelling van de Pro vinciale Stoombootdienst op de Oosterschelde gevestigd te Middelburg, die op 1 januari 1912 de dienst van de oude „Zeeuwsche Spoorboot Maatschappij" zou voortzetten en heren Gedeputeerde Staten benoemden mij tot directeur. Het passagiersvervoer in de provincie Zee land is nauw verbonden met haar aardrijks kundige gesteldheid, maar op de vele wateren, die de eilanden scheidden, hadden de oude paviljoentjalken, waarmede wijlen mijn over grootvader nog reisde, plaats gemaakt voor raderstoomschepen ZO werd opgericht de „Zeeuwsche Spoor boot Maatschappij", die van Middel burg op Bergen op Zoom voer en daar aansluiting gaf op het Nederlandse spoor wegnet. Maar de spoorlijn werd doorgetrokken tot Goes en tot Vlissingen; de stoombootdienst op Bergen op Zoom werd overbodig en de maatschappij opende een dienst van Middel burg op Zierikzee met als tussenstations Kort- gene, Wolphaartsdijk en Katse Veer, van welke plaats de passagiers van en naar het spoorwegstation te Goes met een omnibus werden vervoerd. De dienst werd uitgeoefend met één rader stoomschip waarvan het voorlaatste was de „Zeeuwsche Spoorboot No. 1", een ijzeren schip, gebouwd in 1872. In 1892 werd daaraan toegevoegd de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 9