ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
tijd kostte. Daarom werd het Engels slijkgras
(Spartina Townsendi) in de twintiger jaren
vanuit Engeland ingevoerd met als gevolg, dat
deze plant zich binnen enkele jaren over de
Zeeuwse schorren verspreidde, waardoor de
plantengemeenschappen, die er van nature
thuishoorden, werden vergiftigd.
Met betrekking tot de vogelwereld zullen
er vermoedelijk kleinere verschillen geweest
zijn, omdat vogels in het algemeen een groter
en sneller aanpassingsvermogen lijken te be
zitten.
Op deze nog niet ingedijkte schorren zullen
dus o.a. scholeksters, grote sterns, visdiefjes,
strandplevieren, kapmeeuwen, kieviten, ture
luurs gebroed hebben.
Gezien de aannemelijk grotere differentiatie
in de vegetatie, vergeleken met de huidige
nog niet ingedijkte schorren, met als gevolg
meer variatie in de voedselbronnen, is het
waarschijnlijk, dat er per vogelsoort meer in
dividuen op dezelfde oppervlakte voorkwa
men. Misschien was de kolonievorming van
soorten als grote stern en kapmeeuw zelfs
minder omvangrijk.
Ik ben me van de hypothetische waarde van
deze uitlatingen bewust. Helaas kunnen deze
hypothesen niet meer getoetst worden als ge
volg van de reeds vermelde kunstmatige aan
plant van Engels slijkgras.
De lagere dieren, zoals de insekten en de
weekdieren, hebben ongetwijfeld in sterkere
mate de invloed van de mens ondergaan, om
dat zij blijkens huidige onderzoekingen zeer
nauw gebonden zijn aan bepaalde levensruim
ten (milieus). Hierover kan dus helemaal niets
verstandigs beweerd worden t.a.v. de vroegere
toestanden.
De menselijke beïnvloeding
vóór de ruilverkaveling.
DEZE vroege mens woonde op de hoogst
gelegen plaatsen in West-Zeeland
getuige de vele oudheidkundige vond
sten aldaar en op de hoge gronden van
West-Brabant. Men damde aanvankelijk de
stroomgeulen of kreken af, doch vooral na ca.
1000-1200 begon men met de aanleg van dij
ken. In een charter van 1147 wordt voor het
eerst van Suthbevelant gesproken.
Hierdoor ontstonden tevens de mogelijkhe
den om de waterhuishouding te gaan beheer
sen. Men ontwaterde de tussen de kreken ge
legen kommen, zodat het onder het kleidek
voorkomende veen een veel lager gehalte aan
bodemvocht verkreeg en de zoutconcentratie
vermoedelijk steeg. Hierdoor werd de mecha
nische weerstand van het veen sterk vermin
derd, zodat het begon in te klinken. Dit proces
heeft zich zover kunnen voltrekken, dat het
maaiveld van de tussen de geulen gelegen ge
deelten op een gegeven ogenblik lager lag dan
dat van de geulen. Deze geulen waren immers
opgevuld met zandig materiaal, dat vrijwel
niet inklinkt. Dit verschijnsel noemt men om
kering van het reliëf. De gevolgen hiervan
kunnen we momenteel nog waarnemen: de
mens gebruikte deze zandige, hoger gelegen
ruggen als de bases voor zijn nederzettingen,
van waaruit hij de laaggelegen poelgronden in
gebruik nam. Ook de eerste wegen werden op
deze geulruggen aangelegd. Hiermede is het
grillige verloop van vele wegen in „De Poel"
verklaard.
In een op het Rijksarchief te Middelburg
aanwezige kaart van Hattinga uit 1748 is het
verloop van de wegen en de ligging der dor
pen vrijwel gelijk aan de huidige situatie. De
cultuurhistorische waarde van dit feit wordt
nog versterkt door een op last van Alva door
Christiaan Sgrooten getekende kaart van
'1592, waarop de dorpen Nisse (als Nysse) en
Sinoutskerke (als Symonskercke) reeds staan
aangegeven. De naam „De Poel" trof ik aan
op een kaart uit 1747/48 van D. W. C. en A.
Hattinga. De volledige betiteling is „Lange
Weyden genaamd de Poel".
Naast de genoemde omkering van het reliëf
als gevolg van de ontwatering is ook anders
zins door de mens het reliëf beïnvloed. Op
diverse plaatsen worden vluchtbergen aange
troffen, waarvan de juiste betekenis niet hele
maal vaststaat. Men denkt o.a. aan een functie
als vluchtplaats voor mens en vee tijdens ge
vaarlijk, stormachtig weer.
38