Afscheid van de heren A. Schout en Mr. A.J. v. d. Weel 44 ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 symbiose is een evenwichtig planten- en die renleven, waarvan een aantal facetten even belicht werd. Met nadruk werd gesteld, welke grote waar de „De Poel" heeft als pleisterplaats voor ganzen. Voorts is getracht een indruk te geven van de mogelijk toekomstige menselijke be ïnvloeding in de vorm van een ruilverkave ling. De gevolgen hiervan zullen zijn, dat er een geürbaniseerd biologisch leven ontstaat, waarvan de natuurlijke hoogtepunten zullen ontbreken. Vóórdat besloten wordt tot ruilverkaveling zal men met een scherpe en kritische geest de hier liggende vóór- en nadelen, bezien tegen het licht van de provinciale, nationale en in ternationale (E.E.G.f) sociaal-economische verantwoordelijkheid, tegen elkaar dienen af te wegen. Want het heeft er de schijn van dat men, bezield met de geest van een Piet Mon driaan, de hoeden van de Staalmeesters van Rembrandt van Rijn wil rechtzetten. En daar ziet hopelijk een recht-geaarde Zeeuw het kromme van in! Literatuur. Voorlichtingsvergadering Z.L.M. te Nisse op 13 ja nuari 1961. Diverse artikelen over de plannen tot ruilverkaveling in de P.Z.C. 1961. Diverse excursierapporten uit de archieven van het Dienstvak Natuurbescherming van het Staatsbosbeheer (1953, 1958 t/m 1961). [1 [2 [3 [4 [5 [6 [7 [8 [9 [10 [11 [12 Bennema, J. en K. v. d. Meer: De bodemkartering van Walcheren. Deel XII: De bodemkartering van Nederland. Bijhouwer, J. T. P.: Oude landschapsbeelden in Zeeland. Zeeuws Tijdschrift, no. 4, 1951, pag. 74-77. Bijhouwer, J. T. P.: Bergen en dalen in Zeeland. Zeeuws Tijdschrift, no. 6, 1951, pag. 141-144. Bruyne, W. J. de: Enige opmerkingen over de wijze van voorbereiden van ruilverkavelingen. Handboek Tijdnler, augustus 1961, no. 14, pag. 617-621. Clason, E. W.Ceratophyllum submersum L. in Nederland. Gorteria Dl. 1, no. 2, nov. 1961, pag. 9-12. Dobben, W. H. v.: De landbouwschade door wilde ganzen. Landbouwvoorlichting, jrg. 10, no. 6, juni 1953, pag. 263-268. Lebret, T.De afstand tussen voedselgebied en slaapplaats bij ganzen, voornamelijk in Neder land. Limosa, 32, 1-2, 1959, pag. 23-30. Lebret, T.: Eisen, die kolganzen en rietganzen aan hun winterbiotoop stellen. (Ongepubl., 28-9-'59). Philippona, J. en Th. Mulder: Het voorkomen van de Europese kolgans, Anser a. albrifrons (Scop.) in het bijzonder in Nederland. Limosa, 33, no. 3-4, 1960, pag. 90-127. Vlam, A. W.Historisch-morfologisch onderzoek van enige Zeeuwse eilanden. N.A.G., LX, 1943, pag. 1-101 (dissertatie). Vleugel, D. A.; J. A. M. Warren en G. F. Wil mink: Avifauna van Zuid-Beveland, Ardea, fig. 36, 1948, afl. H, pag. 1-39. Trimpe Burger, J. A.: Het oudheidkundig bodem onderzoek in Zeeland. Zeeuws Tijdschrift, no. 3, 1958, pag. 68-78. Zeeuws Tijdschrift, no. 5, 1958, pag. 117-128. De heren A. Schout en mr. A. J. van der Weel, achtereenvolgens waarnemend voorzitter en lid van het bestuur van het Zeeuws Tijdschrift zijn als zodanig afgetreden, nu zij geen deel meer uitmaken van het provinciaal bestuur. De redactie stelt er prijs op hen dank te zeggen voor het vele dat zij voor het tijdschrift hebben gedaan. Armlastigheid is de vracht die getorst moet worden door wat geen massaverschijnsel vertegenwoordigt. De heer Schout heeft die last van het tijdschrift afgenomen, geen eenvoudige zaak voor wie weet hoe het provinciaal bestuur moet worstelen met het probleem van de verdelende rechtvaardigheid. Beide gedeputeerden hebben daarenboven de redactie telkens geïnspireerd verder te gaan, als het beleid in het bestuur aan de orde kwam. Zij zijn bestuursleden geweest voor wie de re dactie zich volgaarne heeft ingespannen iets van het tijdschrift te maken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 16