Honderd jaar gas in Vlissingen No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT de blaren zich nog niet hadden geopend, kwamen op de volgende datum tot genoemd ontwikkelingsstadia: Bloei: Aubrietia's: 4 april, Chinees Klokje (Forsythia): 6 april, Voorjaarszonnebloem (Doronicum): 12 april, Vroege Tulpen (uitgezonderd de Kaufntannia's) op 14 april. De bladontplooiing der Paardekastanje (Aesculus Hippocastanum) noteerden wij op 21 april. De strui ken, w.o. Meidoorn, Vlieren e.d., begonnen zich groen af te tekenen omstreeks de Paasdagen (22-23 april), wat een gevolg was van de toen helaas kortstondig optredende sterke temperatuurstijging. Door de daarna herhaaldelijk voorkomende nieuwe invallen van koude polaire luchtmassa's die over het koude Noordzeewater (temp. 1961 op 5 mei plus 12 gr. Celsius en op dezelfde datum 1962 slechts plus 8 gr. Celsius) Zeeland binnenvielen, bleef ook in de meimaand de natuur weken achter, vergeleken bij het voorjaar van 1961, waarbij vooral de maand maart in beide jaren een beslissende rol speelde. Laten we het echter houden op wat de Zeeuwse boer zegt: „Maart koud en guur, in de zomer een volle schuur." MIDDELBURG, 31 mei 1962. J. den Hoed OP 21 november 1961 was het honderd jaar geleden, dat te Vlissingen de gasfabriek in bedrijf werd gesteld. Hoewel het gas als bron van verlichting thans vrijwel verdrongen is door de elektrische stroom weet het zich op een ander gebied, nl. dat der verwarming uitstekend te handhaven. Het gas is ingeburgerd. Praktisch iedere huis vrouw gebruikt bij haar dagelijkse bezigheden en wel speciaal in de keuken, gas. Toch is het nog maar één eeuw geleden, dat men te Vlissingen voor het eerst met deze bron van licht en warmte kennis maakte. Het tijdstip van de oprichting van de gasfabriek te Vlissingen, is in vergelijking met die van andere plaatsen in ons land zeker niet vroeg te noemen. Amsterdam en Rotterdam had den reeds in 1826 een gasfabriek, maar ook kleinere, zelfs Zeeuwse gemeenten waren Vlissin gen hierin voor. Zo dateert de gasfabriek van Zierikzee van 1857 en de fabriek van Goes van 1860. WANNEER men hieruit zou afleiden, dat men te Vlissingen in die tijd niet vooruitstrevend was, dan zou men zich lelijk vergissen. Het gemeentebestuur van Vlissingen achtte het wel degelijk belangrijk dat er te Vlissingen een gasfabriek kwam. Speciaal in verband met de straatverlichting. Deze was erbarmelijk slecht en geschiedde nog steeds door olielampen. Het gemeentebestuur was echter gebonden aan een contract, waarbij de straatverlichting met olie tot en met april 1861 was toegekend aan de heer C. Mortier» winkelier te Vlissingen. Toen dan ook in juli 1856 de heren Croockewit en Wolterbeek uit Amsterdam zich tot het gemeentebestuur van Vlissingen wendden met het verzoek te Vlis singen een gasfabriek te mogen bouwen en de straatverlichting door gas aan hen te willen toezeggen, kregen zij tot antwoord, dat men vreesde dat zij niet naar wens in het hun voor gestelde doel zouden kunnen slagen, waarbij gewezen werd op het contract met de heer Mortier. Mocht het hun echter gelukken om met de heer Mortier een regeling te treffen, dan zou het gemeentebestuur gaarne een nieuw voorstel van hen in behandeling nemen. De heer Mortier was echter tot geen enkele schik king bereid. Doordat de olieprijzen gedurende de laatste drie jaren opgelopen waren, zo zei hij, had hij grote schade geleden en hij hoopte, 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 19