m Zeeuws Tijdschrift Meester Meesters, de vreemde vogelvan Sluis NUMMER 3 12e JAARGANG 1962 G. J. van Oorschot VORIG jaar verscheen een gedenkboek van het uitgeversbedrijf J. B. Wolters te Groningen. Aanleiding hiertoe was het hondervijfentwintigjarig bestaan van deze maatschappijOnder redactie van prof. dr. I. J. Brugmans belichtten zeven auteurs elk een bepaald facet van het onderwijs in Nederland. L. W. de Bree schreef het historisch overzicht onder de titel: „Geloof in de letterkast"Op de pagina's 48 en 49 van genoemd hoofdstuk schonk De Bree aandacht aan Pieter Meesters, stadsonderwijzer te Sluis. De schrijver noemde Meesters een vreemde vogel. Terecht. Als verre opvolger van de man, ver bonden aan dezelfde school, interesseerde mij Meesters in die mate, dat ik enige nasporingen begon omtrent zijn levensloop en zijn werk. Wat ik vond was een boeiende figuur en een avontuurlijk leven. PIETER Meesters werd op 21 oktober 1778 te Rotterdam geboren. Zijn bet overgrootvader was daar burgemeester geweest. In zijn later leven heeft de nazaat zich hier nog al eens op beroepen. Toen Pieter drie jaar oud was overleed zijn vader. De man was eerst notaris geweest in Alphen aan de Rijn, maar wisselde dit ambt voor dat van commissaris aan het „Sluissche en Bossche veer". Zijn vrouw, Hendrika van der Mes hertrouwde met de tabakshandelaar J. Zwaan. Bij hem kwam Pieter Meesters in de leer, maar voor zakenman was deze niet in de wieg gelegd. Op een van zijn tochten door Brabant liet hij zijn beurs voor enige honder den guldens lichter maken. Hij durfde toen zijn stiefvader niet meer onder ogen komen. Meesters monsterde als schrijver op een koop vaardijschip, maar leed reeds op de eerste uit reis schipbreuk op de rede van Texel. Hij zei de zee, die hij nauwelijks bevaren had, vaar wel, vertrok naar Frankrijk en nam daar als vrijwilliger dienst in het leger. Spoedig was hij met het Frans zo vertrouwd, dat hij in Parijs durfde optreden als „écrivain public", briefschrijver dus. Toen zijn militaire opleiding voltooid was, werd Meesters aan gewezen voor dienst in de Franse koloniën. Hij vertrok naar Brest en toefde daar maan denlang in een soldatenkamp; de inscheping werd keer op keer uitgesteld. Verveling be sloop de wachtenden en met afkeer dacht Meesters later aan deze tijd terug. In een van zijn bijdragen in het maandblad van het Sluise Nutsdepartement schetste hij de toestanden in Frankrijk zoals hij ze in Parijs en in Brest had meegemaakt buitengewoon zwart: cor ruptie, bedelarij, prostitutie. In deze sfeer wachtte Meesters het einde van zijn dienstver band af. Dat kwam in 1806. Zijn avontuurlijk verlangen, iets van de nieuwe wereld te zien, was niet bevredigd. Daarvoor zocht hij ver- 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 1