No. 3
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
vorming moest stremmen, werd 8 mei 1521
te "Worms getekend en aan de landvoogdes
gezonden. In dat jaar werd dan ook het
verspreiden van boeken van „Martijn Luther
ende alle sijner adhaerenten leeringe in Suyt
Bevelant" ten strengste verboden. Dit betekent
evenwel niet, dat er toen reeds een groot aan
tal hervormden gevonden werd. Een van de
redenen was zeker wel de verbrokkeling van
dit gebied, dat met de destijds gebrekkige
communicatiemiddelen wel niet vaak door
vreemdelingen bezocht zal zijn geweest. Rond
reizende ketters als de „apostaet afvallige)
broeder Jacop vuyt Ingelandt" (1525) en de
Augustijner monnik Petrus Daensius, die van
1534 tot 1538 op Zuid-Beveland vertoefde,
zullen er waarschijnlijk zo goed als geen aan
hang gevonden hebben.
Het plakkaat dat 3 juli 1534 tegen de we
derdopers werd uitgegeven is 29 juli te Rei-
merswaal bekendgemaakt; een dag later ge
schiedde de afkondiging vanaf het bordes
van het stadhuis te Goes.
Martelaren.
DE eerstbekende Zuid-Bevelander, die
om het geloof ter dood gebracht is, is
Cop Heyne, omstreeks 1480 geboren
te Coudewerve, gelegen in het tegenwoordige
verdronken land van Zuid-Beveland. Uit de
stukken blijkt duidelijk, dat hij een weder
doper was. Hij is in de eerste beginselen van
die leer onderwezen te Bergen op Zoom, te
samen met zijn dorpsgenoot Dignus de brou
wer en met Ingel de beeldsnijder, afkomstig
uit het naburige, eveneens verdronken Evers-
waard. Spoedig daarop zijn ze naar Amster
dam vertrokken met de bedoeling om van
daar naar Munster te gaan en in die stad met
Jan van Leiden volgens diens evangelie te
leven.
Te Amsterdam zijn ze herdoopt en kort
daarna gevangen genomen. Na zeven weken
hebben ze, op Ingel na, alles herroepen en
zijn vrijgelaten. Als boeteling moesten ze toen
eerst in hun onderkleren met een brandende
kaars van een half pond zwaar voor een pro
cessie uitlopen, waarna ze naar hun geboorte
grond moesten terugkeren om daar andermaal
boete te doen.
De linnenwever Cop Heyne heeft dit laatste
te Reimerswaal gedaan. Hij moest daar, even
eens in zijn onderkleren, blootshoofds en bar
revoets, met een brandende kaars in de hand
de hoogmis in de parochiekerk bijwonen.
Cop zocht evenwel weer contact met we
derdopers en werd andermaal gevangen ge
nomen, nu te Lodijke, vanwaar hij naar
's-Gravensteen te Middelburg gebracht werd.
Hier betuigde hij „buyten alle banden van
pijne en ijzere", dus zonder gefolterd te zijn,
dat zijn herroeping te Amsterdam vals was
en dat hij het rooms-katholieke paasfeest niet
meer wilde vieren, omdat hij ervan overtuigd
was, dat de ouwel niets anders dan dood
gewoon brood was. Biechten wilde hij niet
meer omdat een persoonlijke schuldbelijdenis
voor God voldoende was. Hij geloofde niet,
dat gebeden voor overledenen nog helpen en
begeerde dan ook niet, dat men na zijn dood
nog voor hem zou bidden. Bij loslating zou
hij voortgaan zijn meningen te propageren.
29 mei 1535 veroordeelde de rechter hem
om verbrand te worden. Hiervoor zijn 300
mutserds, 31 ponden „gleuye" (die in het
vuur gestrooid werden) en twee pond buskruit
besteld, die bij elkaar ruim één gulden kostten.
Van dit alles is evenwel niets voor Cop ge
bruikt, want in de nacht voor zijn terechtstel
ling heeft hij andermaal alles herroepen, ten
gevolge waarvan de vorm van doodstraf te
elfder ure gewijzigd is.
Door de Middelburgse scherprechter Frank
l'Hermite is hij op de markt te Middelburg
onthoofd. De scherprechter ontving hiervoor
15,Omdat men op verbranding gerekend
had, werd, om de terechtstelling niet uit te
stellen, geen schavot opgericht. De onthoof
ding vond plaats op een „rinck", gemaakt van
„2 paer sparren". Het hoofd van Cop werd
op een paal tentoongesteld, terwijl zijn lichaam
buiten de Zuiddampoort begraven werd.
Matthys Jacobsz. Buysman, pastoor te
's-Heer Arendskerke, werd in 1544 gevangen
81