ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 genomen en naar 's-Gravensteen gebracht van waar hij korte tijd later naar de gevangenis te 's-Gravenhage werd overgebracht. We we ten slechts, dat al zijn bezittingen geconfis- ceerd zijn, doch hebben niet kunnen achter halen of hij, die „befaemt was van lutherie", ook als martelaar gestorven is. Een voor die tijd buitengewoon grote geld boete werd in 1545 opgelegd aan Germeyn Adriaensz. en Leyn Pappegaye, beiden woon achtig te Goes, nadat ze te Heinkenszand ge arresteerd waren. Ze moesten ieder 30, betalen. De eerste, kuiper van beroep, omdat hij een gevluchte monnik onderdak had ver schaft, de tweede omdat hij van de pij van die monnik burgerkleren had gemaakt. Adriaen Cabbout en Adriaen Pierszen trok ken in 1547 het platteland van Zuid-Beveland door „met zacken daer gereetscap in was omme oude schoenen te lappen, bijbels, fon- teynkens des levens ende diergelijcke daer in verborgen." De slootmaker Jan Heyndricsz. uit Waarde is in februari 1558 te Middelburg geworgd omdat hij er verboden meningen op nahield. Zijn goederen werden verbeurd verklaard. De eerste Goesenaar van wie we met zeker heid weten, dat hij om het geloof ter dood is gebracht, is Govert Jaspersz., voorheen mon nik in het Kruisbroederklooster. In 1558 is hij te Brussel verbrand. Pleuntje van der Goes is enkele maanden later te Antwerpen ter dood veroordeeld en in een tobbe verdronken. Joost Joossen, eveneens een Goesenaar, die te boek stond als een doopsgezinde, is in 1560 op de markt te Veere verbrand. Te Goes is in 1573 de uit Kortrijk in België afkomstige Jan Grendel op het marktplein door middel van de brandstapel van het leven beroofd. In 1565 is Frans Jansz. uit Yerseke, in de officiële stukken anabaptist genoemd, gevan gen genomen. We hebben niet kunnen achter halen wat er verder met hem gebeurd is. De uit Hoorn afkomstige schoolmeester Valerius Genef heeft in het jaar van de beel denstorm getracht vanaf de pui van het stad huis een preek te houden. Nauwelijks begon nen, werd hij gearresteerd. Korte tijd later op vrije voeten gesteld, heeft hij o.a. te 's-Heer Abtskerke een hagepreek gehouden. Twee jaar later is hij te Brouwershaven om het geloof verbrand. De molenaar van Kloetinge, Heyndrick Huybrechts, is een jaar later gevankelijk naar Middelburg weggevoerd omdat hij ervan be schuldigd werd, dat hij zich had laten her dopen. Een uitspraak vonden we niet ver meld. We weten niet of 's-Heer Hendrikskinderen martelaars gehad heeft. Wel is bekend, dat koster Cornelis Kele, verdacht een aanhanger van de nieuwe leer te zijn, naar Middelburg is overgebracht. Later is voor hem een speciale afgezant naar 's-Gravenhage gezonden. Enige tijd daarna stak ook de pastoor van dat dorp, Antonius van Ossen, zijn hervormingsgezinde ideeën niet onder stoelen of banken. Hij heeft ze eerst in de kerk en toen dat verboden werd op het kerkplein den volke bekendgemaakt. Een vanuit Middelburg gezonden parket moest onverrichterzake terugkeren omdat Van Ossen bijtijds ondergedoken was. In 1571 ontmoeten we te Goes een zekere Pieter Aertsen, afkomstig uit Helmond, die de pastoor met een deze niet welgevallig be zoek vereerde. Pieter kwam namelijk met een getrokken zwaard in de ene en een nieuw tes tament in de andere hand en verzocht met niet al te vriendelijke woorden de pastoor op te zoeken waar te lezen stond, dat men zeven stuivers voor een biecht moest betalen. Hij deelde hem verder mee, te hopen, dat men spoedig te Goes allerwege „Vive les geux" zou horen. De magistraat veroordeelde hem aanvankelijk tot de doodstraf met verbeurd verklaring van al zijn goederen, doch toen Pieter berouw toonde en vertelde alles in een dronken bui gezegd te hebben, werd zijn straf verlicht: hij moest een half uur op de grote markt te Goes staan, werd toen in het open baar gegeseld en voor de tijd van twaalf jaar als roeier naar een galei gezonden. 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 22