ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 3
van het Kruisbroederklooster zijn echter één
van de eerstvolgende nachten vernield.
Twee jaar later, begin juli 1568, is het
Christusbeeld, staande aan de noordzijde van
de Maria Magdalenakerk, beschadigd. Een of
meer onverlaten hebben het beeld met stenen
bekogeld ten gevolge waarvan o.m. de vingers
vernield zijn. De regering loofde een bedrag
van vijfentwintig keizersguldens, voor die tijd
een flinke som, in baar geld uit aan ieder, die
inlichtingen kon geven, die zouden leiden tot
arrestatie van de dader of van de daders.
In dezelfde afkondiging werd bekend ge
maakt, dat alle personen die zich het laatste
jaar te Goes gevestigd hadden en zij, die er
zich in de toekomst wilden vestigen, binnen
veertien dagen na publikatie of binnen veer
tien dagen na vestiging een certificaat van de
pastoor en wethouders van de plaats van her
komst moesten overleggen. Bleef men in ge
breke dan zou men de stad moeten verlaten,
terwijl men bovendien de kans liep „aen haere
lijve gestraft te werden, indien men bevinden
kan 'tselve deur heurlieder misdaet verdient
te hebben." De inwoners werden met dezelfde
straffen bedreigd indien ze aan vreemdelingen
huizen, keten of schuren zouden verkopen of
verhuren zonder hiervoor vooraf toestemming
van de magistraat gekregen te hebben, een be
wijs dus, dat men geen protestanten in Goes
wenste.
Van de kerk te Baarland weten we, dat
daar het wapen op de grafkelder van de
familie Hoboken van Baarland tijdens de
beeldenstorm zwaar beschadigd is, terwijl te
Heinkenszand een sierlijk gesneden oxaal met
een viertal adellijke wapens in 1616 hersteld
is. Het toen aangebrachte onderschrift luidde:
De bouwheer van dit graf
Heeft 't choorsieraad hersteld,
Dat beeldenstormershand
Verwoed heeft neergeveld.
De kerk te 's-Heer Arendskerke heeft in
die tijd, behalve natuurlijk haar beelden, een
lessenaar verloren waaraan enkele zeldzame
latijnse studieboeken, een geschenk van pas
toor Willem Wisse wiens zerk nog in de
kerk aanwezig is met ijzeren kettingen
vastgemaakt waren.
Waren vóór de invoering van de hervor
ming alle stenen beelden uit de kerken ver
dwenen, dit betekent niet, dat alle herinne
ringen aan de voorreformatorische tijd toen
meteen verdwenen zijn. Nog jarenlang bleven
er herinneringen aan die periode in de af
gebroken kerkjes te Vlake en Kattendijke,
terwijl men er thans nog sporen van aantreft
in de hervormde kerken te Kapelle, Nisse en
Yerseke.
De r.-k. geestelijkheid.
HET is begrijpelijk, dat ook hier onder
de katholieke geestelijkheid lang niet
gelijk gedacht werd over de reformatie.
Onder hen waren zowel uitgesproken tegen
standers als ijverige voorvechters. Van de
laatsten hebben we reeds enkele voorbeelden
genoemd toen we over de martelaren schreven.
In 1565 moest de pastoor van Waarde on
derduiken om gevangenschap te voorkomen.
Robert Woutersz. de Ridder, pastoor te
's-Gravenpolder, zal vermoedelijk terwijl hij
hier stond ook met de hervorming in aan
raking gekomen zijn. Een feit is in elk geval,
dat hij na zijn overplaatsing naar Oostburg
slechts zeer kort pastoor gebleven is en enkele
maanden later optrad als predikant te Eekloo
in Vlaanderen. Voorganger te Dreischor zijnde
verloor hij tijdens het beleg te Zierikzee al
zijn huisraad. De Staten van Zeeland beloof
den hem hiervoor een schadevergoeding van
60,Daarna is hij predikant te Heinkens
zand en nog later te Baarland geweest, waarna
hij naar Holland vertrokken is.
Komt het in de middeleeuwen nogal eens
voor, dat iemand uit de lagere geestelijkheid
in het huwelijk trad, de hervorming zal er
vermoedelijk niet vreemd aan geweest zijn,
dat we na 1525 in het westen en het midden
van Zuid-Beveland niet minder dan vijftien
maal vermeld vonden, dat geestelijken ont
slagen zijn of afstand gedaan hebben wegens
huwelijk.
84