ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 3
ningen, in enkele parochies de katholieke
godsdienst weer in te voeren. Zodra de ge
ruchten hierover bekend geworden waren,
kreeg hij ambtshalve bezoek van de stadhou
der van bewestenschelde om hem de gevolgen
van de uitvoering van zijn plannen duidelijk
te maken. Merkwaardig is, dat Maximiliaan
ruim een jaar later (januari 1580) dingt naar
de vakante betrekking van burggraaf van
Zeeland en dat hij „eendrachtelick" als zo
danig benoemd en daarna beëdigd wordt.
Eén van de rijkste edelen in deze omgeving
was wel jonkheer Gillis van Wissekerke, heer
van Couwerve enz., die naar de Spaanse Ne
derlanden is uitgeweken. Hoewel de meeste
gevluchte edelen tijdens het twaalfjarig be
stand toestemming kregen om naar hun ver
laten kastelen terug te keren, heeft een aan
tal van hen, waaronder hij en Joos van
Schengen, geen gebruik gemaakt van dit ge
neraal pardon. In 1618 richtten Gillis en een
aantal andere edelen een verzoekschrift tot
prins Maurits om te trachten deze te bewegen
tot het sluiten van een voor hen gunstige over
eenkomst. Enkele jaren na afloop van het be
stand wordt bepaald, dat katholieke edelen
geen ambten mogen bekleden. Gillis is 13 sep
tember 1631 tijdens de slag op het Slaak aan
Spaanse zijde gesneuveld. Zijn Zeeuwse goe
deren werden verbeurd verklaard en voor de
toen zeker niet geringe som van 185.000,
verkocht.
Behalve tal van edelen zijn honderden ge
wone katholieken, die hun godsdienstoefenin
gen ongehinderd wilden voortzetten, om het
geloof naar het zuiden gevlucht. Hoe groot
het aantal geweest is zal wel niet meer zijn
vast te stellen, doch dat het een beduidend
percentage van de totale bevolking was is wel
zeker. Aangenomen mag dan ook worden,
dat naast tal van kastelen veel boerderijen en
nog meer gewone huizen leeg zijn komen te
staan.
De val van Antwerpen en de vervolgingen
van de protestanten in Vlaanderen en aan
grenzende gebieden veroorzaakten een omge
keerde trek. In 1585 waren te 's-Heer Arends-
kerke reeds minstens vijftien volwassen Vla
mingen en negen jaar later, toen de kerkelijke
gemeente nog geen zestig lidmaten telde, was
meer dan 80 van hen uit Vlaanderen af
komstig. Te Goes kregen tussen 1589 en 1646
omstreeks honderddertig Zuidnederlandse ge
zinnen het poortersrecht. En dit waren uit
sluitend protestanten.
Het is dus geen wonder, dat hier ook uit
Vlaanderen afkomstige predikanten in trek
waren. Hoewel lang niet van alle dominees,
die hier op het eind van de zestiende en het
begin van de zeventiende eeuw gestaan heb
ben, de geboorteplaats bekend is, vonden we
in twaalf Zuid-Bevelandse gemeenten een zes
tiental voorgangers vermeld van wie met
zekerheid gezegd kan worden, dat ze uit het
zuiden, waar de vervolging zwaar was, af
komstig waren. We mogen dan ook wel aan
nemen, dat het merendeel van hen vluchte
lingen zal zijn geweest.
Jonge gemeenten.
ALS we ons een voorstelling willen maken
van de grootte van de verschillende
jonge gemeenten, dan kunnen we feite
lijk niet zo heel veel meer doen dan meedelen,
dat ze erg klein waren. Concrete gegevens uit
de middeleeuwen zullen wel niet bewaard ge
bleven zijn en juiste aantallen uit de reforma
torische tijd zijn erg schaars. We kunnen niet
ver van de waarheid af zijn als we beweren,
dat de beide stadjes op het eiland slechts
enkele duizenden inwoners telden. De andere
„grote" parochies zullen niet meer dan enkele
honderden zielen groot geweest zijn terwijl
het merendeel slechts enkele tientallen tot om
streeks honderd inwoners geteld zal hebben.
Diep respect en grote bewondering moeten we
daarom hebben voor de offerzin van de vóór-
reformatorische bewoners, die in verhouding
tot het aantal zielen buitengewoon grote ker
ken gebouwd hebben. Verreweg het grootste
gedeelte van de daarvoor benodigde financiën
moet natuurlijk gekomen zijn uit de beurzen
van de ambachtsheren, die ter wille van eigen
zieleheil en dat van hun familieleden zich
86