No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT vermoedelijk enkele geslachten achtereen grote opofferingen getroost hebben, want we moe ten ons maar niet voorstellen, dat de meeste kerken en torens in een paar jaar tijd ver rezen zijn. De kerken waren van meet af aan op groei berekend, terwijl mogelijk ook het feit, dat ze tot begraafplaats dienden waar bij pastoors en rijken natuurlijk zo dicht mo gelijk bij het hoogaltaar begraven werden een factor van betekenis was bij het bepalen van de grootte van het gebouw. Natuurlijk mag men niet aannemen, dat allen die niet gevlucht waren bij de invoering van de hervorming, maar meteen naar de ge reformeerde kerk gingen van het tegendeel zijn bewijzen voorhanden maar wij mogen wel veronderstellen, dat dit het geval was met hen, die van elders naar hier om het geloof uitgeweken waren. In de classicale acta treffen we veelvuldig klachten aan over de in het land gebleven „paepen", terwijl reeds in 1579 de staten van Zeeland klagen, dat er op Zuid- Beveland „zeeckere swaricheden" zijn omdat de katholieken hun kinderen laten dopen door „vrouvrouwen" (vroedvrouwen), terwijl ze naar het buitenland gaan om te huwen. De eerste openbare godsdienstoefening van de gerefomeerden werd 25 mei 1578 te Goes gehouden voor slechts negen personen. In dat jaar groeide het aantal gemeenteleden daar tot circa 200 zielen. Onder hen waren op een bepaalde zondag in 1579 twintig communi canten. Kort nadat in 1611 de derde predikant zijn intrede had gedaan, klaagde men er over, dat het aantal leden van de kerkelijke ge meente nog zo gering was, dat men geen twintig notabelen kon vinden, die voor een regeringspost in aanmerking konden komen. In de aanvankelijk omstreeks zestig lid maten tellende gemeente te 's-Heer Arends- kerke is twee jaar lang elk kwartaal avond maal gevierd, geleid door diverse voorgangers uit de classis, voor men in 1583 een eigen pre dikant kreeg. Het duurde tot 1619 voor er een officiële kerkeraad kwam, die, inclusief de predikant, bestond uit vijf man, waarvan één persoon tegelijkertijd ouderling en diaken was. Gedurende de gehele zeventiende eeuw zal de gemeente minder dan honderd lidmaten gehad hebben. In 1729 was dit aantal ge stegen tot 127, waarvan er 89 in of vlak bij het dorp en 38 meer achteraf of te Baarsdorp woonden. Van Heinkenszand vonden we genoteerd, dat het zich reeds vóór de zeventiende eeuw verheugen kon in het licht van zes leraars, doch dat dit van weinig betekenis geweest is voor het geestelijk leven, „zijnde deze plaats boven anderen ongodsdienstig en vol onge rechtigheden." Inderdaad hebben verscheidene predikanten en kerkeraadsleden van die ge meente vooral in de eerste decennia op de classis vaak geklaagd over hun gemeenteleden, doch later kwamen er van zoveel plaatsen klachten, dat we nauwelijks meer kunnen uit maken welke gemeente we als het zwarte schaap zouden moeten betitelen. We kunnen hierover alleen concluderen: ,,'t Was in voor leden eeuw de gulden eeuwe nyet." Nisse telde in 1585 slechts 12 avondmaals gangen, waarvan er twee te Ovezande woon achtig waren. Schore telde in 1619, gecombi neerd met Vlake, 18 lidmaten, welk aantal voor Waarde en Wolfaartsdijk in 1634 res pectievelijk 108 en 78 bedroeg. Het zal ieder duidelijk zijn, dat dergelijke lilliputgemeenten alleen een predikant konden beroepen omdat de tractementen betaald werden uit de op brengst van de geconfisceerde goederen van de katholieke kerk. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 27