91 No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT nomische cirkelgang" werd geconstateerd, kan men hier van een economische driehoeksgang spreken: tex- tielwaren, grotendeels Indische, snuisterijen e.a. werden van Europa naar West-Afrika vervoerd, waar zij wer den geruild voor negerslaven; deze werden in Amerika omgezet in de produkten dier streken suiker, koffie, cacao, tabak en vervolgens in het punt van uitgang verder verhandeld." Verkeerde voorstellingen. ER wordt afgerekend met verkeerde voorstellingen van zaken. De schepen die naar de westkust van Afrika voeren namen beslist geen waarde loze rommel mee, zoals „Vrijman die zijn kracht meer heeft gezocht in denigratie van zijn onderwerp dan in het streven naar een juist begrip, de ruilgoederen noemt." Uit de cargoboeken blijkt, dat de „textiel- waren geen prullen, maar de kostbare stoffen uit Indië en elders, gezien de fluwelen tapijten met gouden franje, rode mantels met goud enz. door de autochtone machthebbers en slavenleveranciers stellig hoog gewaardeerd veruit in de meerderheid zijn, niet alleen in aantal en soorten, maar ook naar waarde." Ook met de sage van de enorme winsten hoopt Unger voorgoed te hebben afgerekend. Van de 101 reizen, waarover gegevens aanwezig zijn, hebben 59 winst opgeleverd, 42 verlies. De winsten zijn, met een enkele uitzondering, geenszins excessief geweest. De oversteek. DE vaart van de kusten van Afrika naar die van Amerika de oversteek, ook wel middeltocht genoemd was de, althans gemiddeld, kortste maar ook de moeilijkste en meest kommervolle van een slavenreis-periode." De zorg voor de slaven ging de Compagnie zeer ter harte, uit welbegrepen eigen belang overigens, niet uit humanitaire overwegingen. Behalve op het lichamelijk, werd ook op het geestelijk welzijn van de kostbare lading gelet. „Lieten de slaven werk pluysen" vermeldt een journaal uit 1790-1792. Bezigheden waren op de eentonige reis van veel belang. Afleiding was ook het zingen en dansen, al doet de redactie der journalen vermoeden, dat het vreugde betoon bij de slaven niet altijd spontaan is opgeweld. Toch houdt de schrijver het er op, dat de leiders der transporten „op hun wijze en naar de omstandigheden" rekening hielden met de etnologisch-psychologische om standigheden van de kinderen van het oerwoud. „Hoe wel schaduwzijden ook hier niet zullen hebben ont broken mag ten aanzien van de behandeling der slaven door de Commercie Compagnie hetzelfde worden aan genomen als over de Nederlanders in het algemeen wordt gezegd, namelijk, dat de behandeling aan boord der Nederlandse schepen beter was dan die op vele van andere landen." Medische verzorging. OP ieder slavenschip was een oppermeester of opperchirurgijn aanwezig, daarnaast stond een ondermeester, soms nog een derde meester. „Niet onaantrekkelijk was het de herkomst dezer chirurgijns in de monsterrollen na te gaan. Van 103 hunner d.w.z. van de functionarissen op even zoveel reizen; verschillende chirurgijns maakten twee- of meermalen een slavenreis mee - is deze bekend. Meer dan de helft kwam uit Zeeland, namelijk 63; daarvan uit Middelburg 45, Vlissingen 5, overig Zee land 13. Uit overig Nederland waren 18 oppermeesters herkomstig, uit Duitsland 19, uit Frankrijk 3." Hun medische kennis is twijfelachtig. Ondanks alle goede bedoelingen braken telkenmale ziekten uit als gevolg van de opeenhoping van mensen in een benauwde ruimte en eenzijdige voeding met levensmiddelen, die aan bederf onderhevig waren. „Dat ondanks alle voor zorgsmaatregelen een deel der slaven het leven verloor kan ons niet verwonderen; eerder de omstandigheid dat de verhoudingen relatief zo gunstig waren. Op de 108 reizen der Compagnie tussen 1732 en 1802 zijn in totaal 31095 slaven naar Amerika gevoerd; 3751 daar van hebben de overzijde van de oceaan niet bereikt." Dat wij overigens geen enkele reden hebben ons ergens op te beroemen, blijkt uit de dissertatie van Van Lier: „Samenleving in een grensgebied; een so ciaal-historische studie van de maatschappij in Surina me" (1949). Deze studie kan ons leren wat de negers in het nieuwe land hebben moeten ondergaan. Dit viel buiten het bestek van de studie Unger, „die de slaven handel, doch niet de slavernij in de koloniën tot object heeft."

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 31