No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT burgerlijk gedrag kan weigeren aan den dijk jagen en met zijn vrouw en kinderen ongeluk kig maken? Vooral daar hij evengoed kan leren schoolhouden als sommige predikanten kunnen leeren preeken." MEESTERS zelf trachtte zich in lange brieven tegenover Callenfels te recht vaardigen. In een schrijven van 7 maart 1824 beklaagde hij zich over het be staan van een „sluipschooltje" in de buurt schap Ronduite. Veel katholieke leerlingen uit Sluis trokken daarheen. Pieter Meesters ergerde zich er aan, dat hier heimelijk en op verkapte wijze confessioneel onderwijs gegeven werd. Zelf distantieerde hij zich steeds meer van alle godsdienst; in de kerk kwam hij niet meer. In bovengenoemde brief bekende hij: ,,Te dien einde zeg ik alle congregaties vaarwel en be- moeije mij maar alleen met datgene dat op mijn eigen spil draait en waarvan ik het roer in handen heb. Ik gevoel ook, dat ik onge schikt ben voor congregaties want ik zeg ter stond mijn denkwijze en heb nooit kunnen leeren eenen slinger om de arm te houden. Ik heb het wel eens beproefd, maar 't ging mij zoo averegts af dat het te veel scheelde, daar om zal ik altoos als een zot zitten of kwestie hebben in kerkeraden en bijbelvereenigingen." Callenfels, die zijn Sluise onderwijzer tegen over Van den Ende in bescherming had ge nomen, toonde zich tegenover de eerste minder meegaand. De schoolopziener schreef: „Met Uw karakter zult U het nergens vinden. Dat is gebleken in Nijmegen en in Axel en blijkt ook nu weer. Zelfs in den hemel zult ge geen vrienden hebben, omdat ge daar te hoogvaar dig zult zijn tegenover degenen, met wie ge het op aarde niet hebt kunnen vinden." De schoolopziener deed overigens zijn best Meesters het leven gemakkelijker te maken: door zijn toedoen werden er in Sluis enkele secundanten aangesteld, waardoor het de on derwijzer zelf mogelijk werd uitsluitend de hoogste klassen voor zijn rekening te nemen. Helaas werd Meesters verplicht deze secun danten in huis te nemen. Een van hen was getrouwd en al spoedig volgde het ene conflict op het andere. Pieter Meesters vluchtte in die tijd in een onverdroten arbeid voor het plaat selijk Nutsdepartement. Hij schreef talrijke bijdragen in de Letteroefeningen, die het de partement maandelijks uitgaf en bij passende gelegenheden concerteerde hij met Sluise mu ziekliefhebbers in de statige raadszaal van het stadhuis. Kunstkenners, aldus Callenfels, kwa men van heinde en ver wanneer Pieter Mees ters met zijn gezelschap musiceerde. Hij leidde te Oostburg een onderwijzerszangkoor, hij tekende landkaarten voor zijn school en begon zich te verdiepen in de geschiedenis van de streek. Het stadbestuur van Sluis stelde hem aan tot stadsarchivaris. Deze functie bracht hem in contact met geschiedbeoefenaars in Brugge. Ook leerde hij Karei Ledeganck, die in Eecloo woonde, kennen. Het zag er naar uit, dat het leven van Pieter Meesters een richting had gevonden. TOEN brak de Belgische opstand uit. Op slag veranderde alles. Met de bezoeken aan België was het opeens gedaan. Bo vendien staakte het Nut zijn activiteiten, het maandblad verscheen niet meer. Zodra de Belgische muiters Zeeuwsch- Vlaanderen binnentrokken, sloot Meesters zich bij de vrijwillige burgerwacht aan om Sluis te verdedigen. Waarschijnlijk voelde hij zich als soldaat gelukkiger dan als school meester, al behoorde hij met zijn twee-en- vijftig jaar ongetwijfeld bij de oudsten van de troep. Over deze episode heeft Meesters een boekje geschreven: „Mislukte aanval op Staats Vlaanderen door den vicomte de Ponté- coulant." Het werkje is een hoogst subjectief verslag van wat de auteur beleefde. Daarbij kende hij zichzelf militaire kwaliteiten toe, die hij waarschijnlijk niet bezeten heeft. Had men dit, had men dat, „nooit had een Belg zijn vuile voeten in Sluis gehad." Kort voor de opstand uitbrak was Pieter Meesters reeds als romancier werkzaam ge weest. Hij publiceerde toen „Onderwijskundi- 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 3