Spoor
No. 4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Sommige mensen laten na hun dood een uit
voerig spoor achter. Arjaan de Croo niet. Het was
een broer van Piet de Croo, met wien Willemina
Willemse Dekker hertrouwde, niet zo lang na de
dood van haar eersten man Willem van Schagen,
timmerman op Oostkapelle. Willem was mijn bet
overgrootvader. Piet de Croo nam zijn zaak over
en Arjaan werkte als knecht op de timmerwinkel.
Hij was een bedachtzaam man, een man van weinig
en nauwkeurig afgewogen woorden. Hij had een
mooie hand van schrijven. Op een dag zitten de
knechts te schaften en als gewoonlijk wordt het
laatste dorpsnieuws uitgewisseld. De meester van
Sint Laurens is dood. Waarop er een zegt: is dat
niks vo' joe Arjaon, jie kan zo mooi schrieve?
Arjaan zwijgt, maar als het schaften gedaan is,
doet hij zijn schootsvel af, hangt het weg en klimt
naar zijn zolderkamertje, om zijn zondagse pak
aan te trekken. Want hij moet naar Sint Laurens,
zijn geluk beproeven. Hij krijgt de post.
Er is nog iets van Arjaan over: zijn horloge.
Een Engelse knol. Toen hij nog knecht was hadden
ze hem ingedeeld bij de kustwacht, die zorgen
moest, dat Walcheren bij Napoleon bleef. Blijk
baar diende dat te paard te gebeuren, want op
een kwaden dag valt Arjaan op het strand van
zijn paard. Hij maakt zo'n smak dat zijn horloge
blijft stilstaan. Het staat nog steeds stil. Op zich
zelf niet zo'n belangrijk feit, maar gaandeweg is
het ons toch wel dierbaar geworden. Een horloge,
dat nu al 150 jaar stil staat - door de schuld van
de Engelsen natuurlijk - dat bezit niet iedere fa
milie. Aanbiedingen van deskundigen, om het weer
op gang te brengen, worden dan ook steevast af
geslagen. Niet dat het niet weer zou kunnen be
ginnen, het is een degelijk ding. Het heeft drie
kassen. De buitenste is van echt schildpad, in zil
ver gemonteerd. Zwartbruine vastelanden, rood
gloeiend aan den rand, drijven er in een mos
groene oceaan, een kleine, mystieke landkaart,
misschien wel van een nog niet ontdekte planeet;
jammer genoeg is ze erg gebarsten. Daarbinnen
zit een kas van gedreven zilver, aan den achter
kant speelt zich, binnen een raam van zware
rococo-krullen, een of ander mythologisch tafereel
af. De wijzerplaat is van schoon gegraveerd zil
ver, maar ze is zwart geworden van ouderdom; ze
heeft gouaen nopies tussen de uren en om het
middenpunt speelt een cupidootje. Van de gouden
wijzers zijn nog maar twee stompjes over. Het glas
is vernieuwd; Arjaans val moet hard aangekomen
zijn. Het binnenste kasje is almede van dik zilver,
maar het is zo glad als een kaal kopje. Daarbin
nen dan zit een kostelijk raderwerk. Ergens loopt
er een fijn kettinkje om een trommeltje, wat erg
primitief schijnt te zijn. Daarentegen is er groot
en subtiel vakmanschap besteed aan een ornamen
tiek van schone kruMaria, zo is het óók nog een
kleinood van binnen. Er staat een naam in gegra
veerd: J. Workel London 1552. Dit cijfer begrijpen
we niet. Een jaartal kan het niet zijn; misschien
een fabricagenummer?
En dan is er ook nog de „Nota van de onder
scheidene geldspeciën en derzelver waarde, in den
boedel van wijlen An. de Croo, overleden 17 Junij
1837 te Oostcapelle, voorhanden".
Als:
83 gouden stukken a 10 830,
23 dito a 5 115,
1 dito 40 Frank stuk 19,
12 dito 20 Frank - 114,-
192 Drieguldens 576,
1101 Z. Rijksdaalders 2862,60
40 Daalders 60,
5 Achtentwintigjes 7,
145 Eénguldens 145,
52 Kwartjes 13,
1 10 Stuiverstukje 0,50
2 Pietjes 0,65
1 Schelling 0,25
4 Dubbeltjes 0,40
5 Stuivertjes 0,25
25 hele en 9 halve Centen 0,295
2 Vijf Franken stukken 4,68
2 Spaansche Matten 4,70
1 Dukaton 3,15
1 gouden Dukaat 5,50
1 dito Guinje 12,
4773,975
Hier eindigt Arjaan.
Wie heeft er tegenwoordig nog zó'n bloemrijke
spaarpot?
J. C. VAN SCHAGEN
123