136
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
oostelijke Oudlandrest is in de ondergrond iets
slibrijker en heeft meer het karakter van een
oeverafzetting langs de rand van de bedding.
De oostelijke begrenzing van de Scheldeloop
is dus juist langs deze erosierest getrokken
(iafbeelding 6).
Borsselepolder.
BIJ de kartering van deze polder (Ovaa,
1959), zijn in twee raaien diepe boringen
uitgevoerd om een inzicht te krijgen in
de opbouw van het in 1530/32 verdronken en
in 1616 herdijkte gebied. Een doorsnede langs
een van deze raaien is geschematiseerd weer
gegeven afbeelding 4). Hieruit blijkt, dat de
pre-Romeinse transgressie in deze omgeving
een niet geringe invloed heeft gehad. Het af
gezette materiaal is humeus en plaatselijk kalk-
arm, hetgeen wijst op een brakker milieu dan
op Walcheren. De bovenkant van het sedi
ment is gevlekt en kan worden beschouwd als
het begroeiingsvlak uit de Romeinse regressie
periode (2e en 3e eeuw na Chr.).
Dicht bij de aanvoerbasis, gevormd door
de diepe geul aan de oostzijde van de door
snede (type 2), is zavel (7) gesedimenteerd,
op grotere afstand klei (6). De pre-Romeinse
loop is bij de overstromingen van 1530/32 op-
Afb.
6. De afzettingen langs en in de Pre-Romeinse inbraak-Scheldeloop in Midden-Zeeland.
Ligging van de doorsnede, afb. 1, 3-5.
U
Oudste, niet aangetaste opslibbing in
een Pre-Romeinse bedding.
1 I 1 I I II I I ll
Zavel- en klei-afzettingen langs de
Pre-Romeinse bedding.
Reconstructie van de vermoedelijke
Romeinse Scheldeloop.
N.B. De doorsnede, aangegeven met 2,
is in dit artikel opgenomen als
afb. 1.
1. Kraayertpolders; 2. Borsselepolder;
3. Ellewoutsdijkpolder; 4. Baarland
polder; 5. Everingenpolder; 6. Polder
Hoedekenskerke; 7. Polder De Breede
Watering Bewesten Yerseke; 8. Yer-
seke Moer.
Verder verloop geheel onbekend.