No. 5 ZEEUWS TIJDSCHRIFT nieuw in gebruik genomen en geheel opgevuld met jong of omgewerkt oud materiaal. Niet alleen langs de hoofdgeul, maar ook elders in het omringende veen vinden we zavelige oeverwallen langs pre-Romeinse geu len. Vanuit de hoofdloop zijn dus aftakkingen het veengebied binnengedrongen. De belang rijkste is op afbeelding 6 aangegeven. Deze vormt mogelijk de oorsprong van het Sloe. De oudste afzetting op het veen kan ge dateerd worden met behulp van een monster, genomen uit de bovenkant van het ongestoorde veenprofiel naast de meest westelijke geul van afbeelding 4. Hieraan is een 14C-bepaIing 3) gedaan, die, met correctie voor het z.g. Suess- effect als ouderdom 2365 jaar 50 geeft. (GRN 2139). Hieruit volgt, dat ca. 400 v. Chr. aan de veengroei een eind is gekomen, hetgeen goed overeenstemt met de bevindingen op Walcheren en elders. Opmerkelijk is, dat de pre-Romeinse oever- wal aan de oostzijde van afbeelding 4 reeds aanwezig is in de Oude Zeeklei. Ook in die formatie wordt ter plaatse een zavelige oever (10) gevonden, die zijdelings in klei (9) over gaat. Dit verschijnsel is herhaaldelijk waarge nomen, o.a. op "Walcheren en in de Zak van Zuid-Beveland (Steur c.s., 1955). Het is ook aan de zuidzijde van afbeelding 5 duidelijk te zien. Er kan worden verondersteld, dat de kreken in de oude zeeklei ook in het veenge bied als afvoergeulen fungeerden en dat de rivier en later ook de zee-inbraken hierin aller eerst de weg van de minste weerstand hebben gezocht. Zak van Zuid-Beveland. HET bodemkundig onderzoek in het Oud- land van dit gebied (Steur c.s., 1955) heeft resultaten opgeleverd, die aan sluiten bij die van de Borsselepolder. Langs de pre-Romeinse geul, die ter plaatse van de hui dige Ellewoutsdijk- en Baarlandpolder lag, is de bekende oeverwal van humeuze zavel op het veen, deels direct op de oude zeeklei, aan getroffen afbeelding 5). De bedding zelf is in de verlandingsfase opgevuld met een kern van grof zand en flanken van fijner zand of zavel. Tijdens de vroeg-Middeleeuwse transgressie fase is over het gehele gebied kalkarme klei afgezet. Nieuwe aantasting en hernieuwde se dimentatie vonden plaats in de post-Karo- lingische fase. Hierdoor was het niet steeds goed mogelijk de pre-Romeinse afzettingen te scheiden van de jongere. De secundaire kreken met hun afzettingen in het minder aangetaste veengebied komen alle uit de pre-Romeinse geul. Ze zijn dus in de Ellewoutsdijkpolder afkomstig uit het noor den en in de polder Hoedekenskerke uit het westen. Beide afzettingen lopen in het veen min of meer dood, waaruit blijkt, dat de hui dige "Westerschelde ten zuiden van de Elle woutsdijkpolder en ten oosten van de polder Hoedekenskerke gelegen in de vroeg-Mid deleeuwse periode nog geen betekenis had. In het gebied van Hoedekenskerke zijn bij de kartering sporen van twee Romeinse neder zettingen ontdekt. De vondstomstandigheden bij de voornaamste waren helaas enigszins du bieus. Deze vindplaats ligt vrij dicht bij de bo vengenoemde hoofdloop. De Romeinse scher ven, waaronder vele dakpannen, zijn gevonden in een klei-afzetting op het veen. Het profiel was echter gestoord door „moeren"4), wat mogelijk al in de Romeinse tijd had plaats gevonden. De meer oostelijke nederzetting na bij Hoedekenskerke lag direct op het veen. Het voorkomen van Romeinse bewoning en de aanwezigheid van dakpannen te zamen met zeeklei op het veen wettigen de veronder stelling, dat in de directe omgeving voor en in de Romeinse tijd een belangrijke stroom moet hebben gelopen. In het zuidoostelijke deel van de Zak van Zuid-Beveland, ter hoogte van de Everingen- polder, ontbreekt de pre-Romeinse zavelaf- zetting op het veen. Indien zulks een gevolg is van erosie, komen echter langs de randen 3) Ouderdomsbepaling door meting van de radio activiteit van koolstof. 4) „moeren" is een Zeeuwse term voor het delven van veen onder de klei uit. Het geschiedde voor het winnen van zout en brandstof. 137

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 13