No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Seizoen.
DE periodieken van enkele onzer badplaatsen be
steden, uiteraard, aandacht aan het zomer
seizoen. Koudekerke, dat met het orgaan aan de
tiende jaargang bezig is, vindt dat het nogal
is meegevallen en „betreffende de land- en tuinbouw
valt er in feite niets dan goeds te melden" (september
1962). De werkzaamheden van de reddingsbrigade zijn
talrijk geweest, maar het ledental is veel te gering.
In twee gevallen heeft men „Hollandse" dames, die
met luchtbedden waren afgedreven, met de reddings
boot opgepikt. Eén van de dames was zo bang „dat zij
zich niet durfde te verroeren en zelfs niet om hulp
durfde te roepen en het was voor deze dame een groot
geluk, dat de patrouillerende reddingsboot eens even
poolshoogte kwam nemen!"
Mr. L. A. van Splunder geeft ons een inzicht in de
gastenstatistiek. In de rubriek „Wat voorbij ging"
wordt „iets uit de geschiedenis van ons dorp" ver
haald. „Onze vroegere predikant Walaeus" krijgt hier
in de aandacht.
Dorpsgeschiedenis.
IN het bovengenoemde nummer van „De Raadhuis-
klok" prijst drs. C. Dekker het bestuur van
Rilland-Bath om zijn belangstelling in de dorps
geschiedenis. Het gemeentebestuur heeft namelijk
fotokopieën doen vervaardigen van perkamenten rollen,
die van belang zijn voor de middeleeuwse kerkgeschie
denis.
Dekker betreurt het, dat deze belangstelling in Zee
land, vooral op de dorpen, nog haast een unicum is.
„Hierbij steekt Zeeland wel erg ongunstig af bij zijn
naburige provincies, zoals Noord-Brabant en vooral
Oost-Vlaanderen, in welke laatstgenoemde provincie,
met als centrum Gent, zeer veel voor de plaatselijke
geschiedenis en geschiedvorsing wordt gedaan."
Wij geloven, dat dit in hoofdzaak juist is, maar
willen toch op enkele uitzonderingen wijzen. In „Klan
ken van en uit de gemeente Grijpskerke c.a." heeft
wijlen burgemeester Bouwman veel aandacht besteed
aan de geschiedenis. De gemeente Ritthem heeft
de verschijning van de tweede druk van de geschie
denis dezer gemeente van de hand van de heer B.
J. de Meij mogelijk gemaakt. In het tweede deel van
de geschiedenis van 's-Heer Arendskerke richt de
auteur, A. de Smit, zijn dank tot gemeenteraad en
Gedeputeerde Staten van Zeeland, „die door hun
daadwerkelijke steun de mogelijkheid geopend hebben,
dat dit boek, verlucht met foto's, beneden kostprijs
kan worden verkrijgbaar gesteld." „De geschiedenis
van Terneuzen" van dr. J. Wesseling is mede tot stand
gekomen dank zij de steun van deze gemeente.
Wij zijn niet op volledigheid uit. Er kan natuurlijk
nog heel wat meer gebeuren. De voorlichtingsorganen
van de gemeenten om dit wat grote woord te ge
bruiken kunnen voor de plaatselijke geschiedbeoefe
ning zeker van belang zijn. Voor de toekomstige histo
ricus zullen deze periodieken, waarvan er hier maar
een beperkt aantal genoemd zijn, zeker hun waarde
hebben.
Waterschapsgeschiedenis.
HET behoeft geen lang betoog, dat de water
schapsgeschiedenis voor Zeeland van grote be
tekenis is. Het is verheugend, dat het Water
schap de Brede Watering van Zuid-Beveland,
de inventaris van het archief van het waterschap
Goessche c.a. van de hand van de heer W. L. A.
Roessingh, archivaris van de Brede Watering, het licht
heeft doen zien.
De Goessche polder werd in 1331 bedijkt. Een eeuw
na de inpoldering is van een zelfstandig bestuur nog
geen sprake. „Het is wel zeker dat vóór de 16e eeuw
het bestuur gezamenlijk uitgeoefend wordt door de
ambachtsheren van 's-Heer Hendrikskinderen en Wisse-
kerke en door de magistraat van Goes, welke laatste
verre de boventoon voert." Later, aan het einde van
de 17e eeuw, maakt de ambachtsheer van Ellewouts-
dijk, in zijn kwaliteit van heer van het buitenambacht
van Wissekerke, liggende in de Goessche polder, er
aanspraak op het sluiten van de rekening van deze
polder bij te wonen en deze mede te ondertekenen.
Goes weigert dit zonder meer. De stad competeerde
van oude tijden het „stellen" van een dijkgraaf over
de polder.
Wanneer dijkgraaf en gezworenen in 1677 proberen
de stad in haar rechten te passeren door eigenmachtig
een nieuwe secretaris aan te stellen, wordt men op de
vingers getikt. Het polderbestuur mag alleen een no
minatie van drie personen opmaken. In 1796 maar
we zijn dan in de revolutiejaren beklagen de inge
landen zich bij de Vertegenwoordigers van het Volk van
Zeeland, dat de door Goes aangestelde dijkgraaf niet
de kwaliteiten heeft om die post te bezetten. Hij heeft
geen land in de polder en is niet met kennis van dijk
werken of wateringen begaafd. Een en ander is in
strijd met de Rechten van de mens, met de Keur van
Zeeland en andere grondwetten. De post van dijkgraaf
blijft voorlopig vacant!
Bovenstaande gegevens vermeldt de inleiding, die
we gaarne wat strakker hadden gezien. De pogingen
tot vereniging met de Westwatering, waarin we de
hand van Blanx menen te herkennen hij toch had
als ideaal de algehele polderconcentratie van Zuid-
Beveland (in de 16e eeuw!) worden aan het slot be
handeld zonder enig verband. De mededelingen over
de positie van Goes ten opzichte van het bestuur wor
den onderbroken door het vermelden van het feit, dat
in 1709 de doodmalen ter gelegenheid van het over
lijden van één van de bestuursleden worden afgeschaft
onder gelijktijdige instelling van boete voor afwezig
heid op eikaars begrafenis. „De blijdmalen, die ieder
van hen op toerbeurt moet geven, blijven gehandhaafd."
Wij zijn de heer Roessingh dankbaar voor de voort
varende wijze waarop hij deze inventaris tot stand
heeft gebracht.
151