ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
hoge doktersrekening had gehad, die rekening
zonder omslag voor haar te betalen sociale
voorzieningen, die waren er toen nog niet zo
bij. En toen een zekere Louw, die kostwinner
was van een gezin van acht en allemaal
aan de tbc doodgegaan, meneer toen
Louw, die toch maar een terloopse kennis
was geweest, dan stierf, toen betaalde Jan
zonder weifelen of twijfelen de begrafenis
kosten. Zo was hij wel. Kaatje van Neeltje
had daar toen wel het hare over te zeg
gen gehad natuurlijk, maar evengoed bleef
ze de komijne kaas, de voornaamste versie
ring van Jans huishouden, bij kilo's tegelijk
op de pof leveren. Het was een grote opluch
ting geweest, toen er eens op een tentoonstel
ling in Aken flink was verkocht. Toen had hij
erop gestaan, dat ze drie kilo kalfsbiefstuk zou
halen veelstevéél meneer, wat mósteme
d'rmee? en toen het dan heerlijk gezoden en
gebraden was, toen liep de kater van de buren
ermee weg en troostte Jan zich maar weer bij
de komijne kaas. De familie van Leune had
er geen bezwaar tegen gehad, de op den kater
terugveroverde biefstuk, netjes opgekalefaterd,
toch nog maar nuttig te verwerken. Lastig was
hij, schriel was hij, hij kon je de keuze laten
tussen een halve appel en een dubbeltje en het
end was, dat er helemaal niets kwam. En toen
ze een keer in October den tuin eens netjes had
opgeharkt, was hij des duivels geweest omdat
ze de herfst verstoord had en had ze van arre-
moei de hele blarenboel maar weer over den
tuin verspreid. Maar Leune's vader, die het
dorpsplantsoentje verzorgde en die een praatje
met meneer wilde beginnen met den aanloop,
dat het buiten toch zo mooi was in den herfst,
die had een ruw antwoord gekregen, dat hij
maar liever bij zijn bezem moest blijven. Was
die aanloop Jan te glibberig geweest? Een
echt mannelijk gedachteloze man was Jan ge
weest, met vaak zonder waarschuwen op de
Brouwerij te blijven eten en daar zat je dan
met je eten, meneer! En als hij 's avonds thuis
kwam van de thee bij Mevrouw Elout
Leune lag dan al op bed dan kwam er
altijd een harde knal met zijn stok op de deur
van haar kamertje; dat was voor de nacht
controle, beweerde hij. En waar het bestek ge
bleven was, zei Leune, dat wist ze niet, maar
er werd die zomers in den huize Toorop van
ijzeren vorkjes en lepels gegeten, almede geen
teken van rijkdom. Toen een keer Jan Heijse
te eten zou komen, had Leune, begroot door
deze armoei, bij een bevriende mogendheid
fatsoenlijker bestek geleend, maar toen Jan
de tafel inspecteerde was hij daar kwaad over
geworden en had het mooie spul weer laten
wegnemen; er moest tegenover meneer Heijse
geen schijn worden opgehouden. Het was een
grillig man geweest, maar nooit een onpuntig
woord, meneer, en dat had ze erg gewaardeerd.
Hij scheen toen nogal wat fan-mail zoals
dat tegenwoordig heet te hebben ontvangen
en niet van kleine jongens ook, want Domburg
was in dien tijd nog behoorlijk gesorteerd in
de grotere maten, maar dat ging allemaal on
beantwoord in een kistje, dat Leune ervoor
had opgesolferd, want anders bleef het toch
maar overal over de vloer zwerven, meneer, en
daar zou hij zich dan „vandewinter" wel eens
mee bezig houden. Hij had ook wel eens piano
voor haar gespeeld, maar dat was niet veel
moois geweest en het had nooit lang geduurd
omdat ze toch niet luisterde. En hij had erg
Witte duinen bij Oranjezon, de z.g. blinkerts; in de
jongenstaal destijds: de papieren zolders. Omdat je er
plotseling in wegzakken kon. Nu alles begroeid en
ten dele bebost.
128