De Schelde in midden-Zeeland voor en in de Romeinse tijd Ven poging tot reconstructie ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 G. Steur en Ovaa x) DE geschreven berichten, die de bronnen voor de geschiedenis van ons gewest vormen, gaan niet veel verder terug dan ca. 1000 na Chr. De als nog ouder beschouwde oorkonden zijn vaak van dubieuze oorsprong, terwijl de kronieken, die zich met de alleroudste geschiedenis bezighouden, pas in veel later tijd zijn opgeschreven. Zij geven een beeld van de voorstelling die de tijd genoten van de schrijvers hadden over het ontstaan en de ontwikke ling van hun land. In vele van deze verhalen is een kern van waarheid bewaard gebleven gedurende de overlevering. De feitelijke gegevens zijn echter aangevuld door de fantasie van vele generaties en niet het minst door die van de kroniekschrijver zelf. Het is daarom gelukkig, dat het moderne archeologisch-, geologisch- en bodemkundig onder zoek ons in staat stelt aan de hand van gegevens uit de bodem zelf een steeds vollediger beeld op te bouwen van de feitelijke toestand in verschillende perioden van de geschiedenis. Uit de gegevens van de bodemkarteringen, die sedert 1946 in Zeeland zijn uitgevoerd, hebben verschillende onderzoekers getracht zich een beeld te vormen van het ontstaan en de opbouw van het gebied. Daarbij is ook getracht de verschillende fasen in de ontwikke ling te dateren. De bodem is als een boek, dat door de natuur blad voor blad is geschreven. De onderzoeker zal zich voldoende kennis en inzicht moeten verwerven om de taal van het boek te leren ver staan. De natuur is echter grillig, opbouw en afbraak gaan vaak hand in hand. Daardoor is het verhaal vaak fragmentarisch, het boek ver toont vele hiaten. Het gaat er voor de geoloog en de bodemkundige om zich uit de brokstukken een betrouwbare reconstructie op te bouwen. UIT het bodemkundig onderzoek in mid den-Zeeland is geleidelijk een beeld ge groeid van de vermoedelijke ligging van de loop van een Schelde-arm in de eerste eeuwen voor Chr. Aangezien de gegevens slechts als een bijkomstig onderdeel van het bodemkundige werk zijn verzameld, is het onderzoek onvolledig gebleven. De hier ge geven voorstelling moet dan ook worden be schouwd als een eerste benadering, die nader getoetst dient te worden. Met name de ver schillende aansluitingen van het Schelde- Stichting voor Bodemkartering, Bennekom. De auteurs danken de redactie van „Geologie en Mijnbouw" voor het afstaan van de clichés van de afbeeldingen 3-6. 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 6