ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
lingische doorbraak in dit gebied, hoewel de
Honte ook reeds in de vroeg-Middeleeuwse
transgressiefase een geringe rol kan hebben ge
speeld. Ook schrijvers dezes menen, dat uit de
voorhanden zijnde gegevens moeilijk afgeleid
kan worden, dat een belangrijke zeearm, c.q.
Scheldeloop, door de Honte heeft gelopen in
pre-Romeinse en Romeinse tijd, zoals nader
in de volgende paragraaf zal worden uiteen
gezet. De voorgestelde reconstructie voldoet
echter tevens aan de uitspraken van Vlam (l.c.)
over zuidelijke aanvoer in de Breede Watering
bewesten Yerseke.
Afzettingen uit de
pre-Romeinse transgressieperiode.
DOOR de steeds verder voortgaande af
smelting van de ijskappen aan de polen
een gevolg van de klimaatsverbete
ring na de laatste ijstijd vertoont de zee
spiegel een voortdurende stijging. Dit proces
verloopt niet geleidelijk, maar perioden met
versnelde stijging (transgressies) wisselen af
met tijden, waarin de zeespiegel niet of nauwe
lijks stijgt (regressies).
Deze periodieke afwisseling van toenemende
en afnemende invloed van de zee heeft in
sterke mate de vorming van ons kustgebied be
paald. Vooral de transgressies hebben in de
laatste 6000 jaar telkens nieuwe, vaak grote
veranderingen teweeggebracht.
Tijdens een periode van betrekkelijke rust
in de zeespiegelbeweging, die Atlanticum
wordt genoemd, begon omstreeks 5000 v. Chr.
achter een gesloten duinkust overal in het
achterliggende lage, drassige gebied veen te
groeien. De veengroei is in het zuidwesten
doorgegaan tot ongeveer 500 v. Chr. Toen
heeft de zee opnieuw toegang gekregen tot het
kustgebied. Het is aannemelijk, dat de zee
inbraken vooral hebben plaatsgevonden via
de mondingen van de grote rivieren. Deze
eerste z.g. subatlantische transgressie is door
Van Liere (1948) beschreven voor het West-
land (Maasmonding), door Tavenier (1948)
voor de Belgische kustvlakte en door Bennema
en Van der Meer (1952) voor het noordwesten
van Walcheren als de vroeg-Romeinse trans
gressiefase. Ook door Steur c.s. (1955) en door
Ovaa (1955) zijn afzettingen uit deze periode
aangetoond, respectievelijk in de Zak van
Zuid-Beveland en in de Borsselepolder. Deze
pre-Romeinse transgressie kan enkele eeuwen
voor Chr. worden geplaatst. De hierop vol
gende post-Romeinse of vroeg-Middeleeuwse
transgressie had vanaf het eind van de 3e eeuw
na Chr. geruime tijd sterke invloed in het kust
gebied. Vooral in het zuidwesten, het gebied
beneden de grote rivieren, waar de eb- en
vloedverschiilen zoveel groter zijn dan in het
noorden, is de invloed heel groot geweest. De
latere transgressies zijn voor onze beschouwing
niet van belang. Hierop zal niet verder worden
ingegaan.
Aan de hand van de afzettingen, die tijdens
de pre-Romeinse transgressiefase in het cen
trale deel van Zeeland zijn gevormd, zullen
wij trachten een beeld te geven van de ver
moedelijke loop van de inbraak en van het
verband ervan met de Schelde.
Walcheren.
NA sluiting van de schoorwal, omstreeks
5000 jaar voor Chr. vond in een voed
selrijk (eutroof) milieu het riet een
goede standplaats op de nog wat brakke bodem
van de oude zeeklei. Weldra werd het gebied
door rivier- en regenwater volkomen verzoet.
Het riet werd verdrongen door zeggen, blad
mossen, waterdrieblad enz. Ten slotte kwam
enige boomgroei voor, waarbij els en berk de
overhand hadden.
Deze begroeiing wijst op aanvoer van voed
selrijk, zoet water (rivierwater). Is er geen
toevoer van voedselrijk water dan zijn de
planten aangewezen op de geringe hoeveelheid
voedingsstoffen in de neerslag en op de bodem
reserves. In dit geval gaan spoedig de in voed-
selarm milieu thuishorende (oligotrofe) plan-
tengezelschappen overheersen met o.a. veen-
mos, dopheide, struikheide, wollegras enz. De
samenstelling van het veen in het zuiden van
Walcheren vertoont duidelijk het beeld van
een verarmde vegetatie afbeelding 1).
132