163 No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT terwijl we de oorspronkelijke bewoners van ons poldergewest zijn, straks als de In dianen op onze reservaten te worden terug gedrongen. Wanneer we trachten te overzien wat in de komende jaren van de agrarische onder nemer in het zuidwesten gevraagd zal wor den waarbij we dan in aanmerking nemen, dat aan de E.E.G. een toenemende betekenis zal moeten worden toegekend dan zal deze mogelijk ten minste een middelbare scholing moeten ontvangen. Een toenemende oriëntatie over onze grenzen, gepaard aan een stuk prak tijk daar, legt deze noodzaak op. De leer lingen voor wie dit onderwijs te moeilijk is, zullen niet verwaarloosd mogen worden. Hun scholing en bijscholing behartigen ook meer dan ooit bepaalde delen van de praktijk oefening, in het bijzonder op het gebied van handenarbeid en machine-bedrevenheid. In mijn laatste stelling beschreef ik, dat de technische en maatschappelijke veranderingen in het zuidwesten van Nederland structureel ten plattelande zowel positieve als negatieve invloeden uitoefenen. Als negatieve invloed noem ik de verschraling van het plattelands leven welke gelukkig niet overal op treedt. Toch hebben vele kleine plattelands gemeenschappen het moeilijk. Men zou kunnen stellen, dat ze te klein geworden zijn. Het verenigingsleven loopt terug, lijdt b.v. onder de pendel. Het draagvlak voor de kerken wordt te klein. Naar mijn, overigens niet in tens bestudeerde indruk, ligt de kritische grens voor de dorpen ergens in de buurt van de 1000 inwoners. Het zuidwesten staat er wat dat betreft in den brede beter voor dan b.v. het noorden, omdat hier minder kleine kernen zijn en zo ja, vaak op kortere afstanden. Doch vaak is het ook zo, dat het dorp, dat een wagenmaker, een kleermaker en een hor logemaker uit zijn middenstand zag ver dwijnen, gecompenseerd wordt door een ga ragebedrijf, een elektriciën en een keurmeester. Een tegenwerkende invloed is vooral ook het kleine beschikbare bouwvolume. In 1961 kregen 32 van de ruim 100 Zeeuwse gemeen ten niets toegewezen. Positief treedt men in het algemeen het begrip industrialisatie te gemoet, omdat men zeer goed weet, dat voor velen die vroeger onder de rubriek landbouw thuishoorden, daar thans geen plaats meer is. De Galan constateerde dit o.a. bij een onder zoek in de Zak van Zuid-Beveland t.a.v. het Sloeplan. De 4 industrialisatiekernen, nl. Ter- neuzen, Goes, Zierikzee en Sint Maartensdijk, ondervinden een behoorlijke belangstelling. West-Brabant heeft tot nog toe vergeefs voor een industrialisatiekern gevochten. In de huidige hausse is de afvloeiing uit de land bouw echter wel zeer snel, in vele gevallen te snel gegaan. Een seizoenbedrijf als de suiker industrie tobt momenteel met een arbeids tekort van honderden krachten. Dit zal er toe leiden, dat geforceerde investeringen in korte tijd mogelijk moeten maken de campagne geheel zonder vreemde arbeidskrachten te volvoeren. Dan zal het zaak zijn geen werk loosheid terug te zien keren. De drang om in de woongemeente te blijven wonen is ook bij de pendelaars zeer groot. Het forensisme zal waarschijnlijk gaan toenemen. Dit zijn positieve punten voor het zuidwestelijk platte land. Meer perspectieven openen zich, die wij in dit bestek niet meer kunnen bespreken. We noemen in het bijzonder de zoetwatervoor ziening na 1978 via het tot stand komen en verzoeten van het Zeeuwse Meer. Shock-effect TEN slotte. De dynamische ontwikke ling in onze gewesten heeft thans reeds een shock-effect teweeggebracht in de agrarische wereld. De plattelanders zijn onrustig en vaak ongerust geworden; de re actie is echter o.i. gemiddeld meer dan gunstig, er is een enorm streven tot aanpassing. Zoals Ubbink kort geleden schreef: „Van het stede lijk klimaat als zodanig behoeft voor de agra rische wereld geen dreiging uit te gaan, wanneer de agrariër psychisch en het agrarisch bedrijf materieel voldoende sterk staan bij de steeds intensievere confrontatie met de niet-agrarische sectoren." Een sterk agrarisch

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 11