Zeeuws Tijdschrift Bij het overlijden van Koningin Wilhelmina NUMMER 6 12e JAARGANG 196 19 62 DE redactie van het Zeeuws Tijdschrift wil niet nalaten dit nummer te beginnen met enige woorden ter nagedachtenis van prinses Wilhelmina, die van 1898 tot 1948 koningin der Nederlanden was. In de afgelopen weken is er over deze eminente vrouw veel geschreven en veel gesproken, ook in ons gewest. In een bijzondere zitting van de Staten van Zeeland heeft de commissaris der koningin uitvoerig aandacht geschonken aan de niet minder dan twintig bezoeken, die zij in de loop der jaren aan Zeeland bracht. Twee daarvan staan wel zeer scherp in onze herinnering gegrift: 13 maart 1945 en 2 en 3 februari 1953. Over het eerste bezoek zei de commissaris onder meer het volgende: „Een dag, geschreven met gulden letters in onze geschiedenis, toen zij bij Eede, na een afwezigheid van bijna vijf jaren, weer de landsgrenzen mocht overschrijden. Een onvergetelijke gebeurtenis! Zij was te ontroerd om te spreken en de aanwezige Zeeuwen te ontroerd om te juichen. Ontroerend was de ontvangst in Zeeland, ontroerend haar hartelijkheid en belangstelling voor de bevolking, in het bijzonder voor hen, die familie leden hadden verloren door verzet en bombardementen. Indrukwekkend was de tocht in guur maarts weer in een open duck over Walcheren naar Westkapelle, waar de be volking, staande op de puinhopen, haar het Wilhelmus toezong. Een moment om nooit te vergeten." Ook het bezoek na de ramp van 1953 namens haar dochter is voor allen, die het hebben meegemaakt, een grote gebeurtenis geweest. Zoals de commissaris het in zijn rede schetste: „Haar onvermoeide belangstelling en medeleven met de rampslachtoffers maakte grote indruk. En mij persoonlijk trof het, dat zij zich steeds gedroeg als vertegen woordigster van haar dochter. Consequent als zij was, antwoordde zij steeds op alle verzoeken: „Ik zal het mijn dochter overbrengen". En alle vragen werden in haar op dracht nauwkeurig genoteerd door haar secretaresse." Onze oude koningin heeft veel voor Zeeland betekend. Zij is met dit gewest geweest in dagen van blijdschap en droefheid. Haar zware taak beschouwde zij als haar roeping en zij putte kracht uit een sterk geloof om die roeping te volbrengen. Daarvan is haar leven een grote getuigenis geweest, zelfs tot in het graf: de Zeeuwen, die de uitvaart in Delft hebben meegemaakt, hebben ervaren hoe zij toen nog een voorbeeld voor velen is geweest. Een konink lijke vrouw, een dienaresse van God en van Staat. Moge zij rusten in vrede. 153

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1962 | | pagina 1