Zeeuwse kroniek
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
Gerbrandy. De Kroon stelde de raad echter
in het gelijk (KB van 7 december 1928). Prof.
dr. G. A. van Poelje heeft destijds naar
aanleiding van deze kwestie een artikel ge
schreven, dat tot titel droeg „Fries Staats
recht?" en waarin het standpunt van Gede
puteerde Staten scherp werd veroordeeld.
De vraag, of de handelwijze van de
raadsminderheid met het Nederlandse
staatsrecht klopt, is niet moeilijk te beant
woorden.
En zolang Zeeland zich nog niet heeft
afgescheiden van „overig Nederland" is er
voor een stukje Zeeuws staatsrecht, als
waarvan in Schouwen sprake is, geen
plaats.
M. P. de Bruin
Moergronden
KORT geleden verscheen het jaarboek van de
Oudheidkundige Kring „De Vier Ambachten"
(1960-1961), waarin een belangrijke bijdrage
voorkomt getiteld: „Historisch-geografisch on
derzoek betreffende de moergronden in de Vier Am
bachten tijdens de 12e, 13e en 14e eeuw".
De auteur, de heer E. de Reu, heeft dit artikel „ge
trokken" uit zijn licentiaatsverhandeling voor de Uni
versiteit van Gent, steunend op grotendeels nog onuit
gegeven bronnenmateriaal afkomstig uit de archief
depots te Gent, Brugge, Brussel en Rijsel. Het behan
delde gebied strekt zich uit van Biervliet tot en met
de heerlijkheid Saaftinge en verder tot een kilometer
of tien ten zuiden van de Belgische grens. Allereerst
wordt een schets van het gebied gegeven, dat wellicht
in de loop van de 10e eeuw boven water kwam te
liggen. Hierbij valt direct op dat een aantal dorpen
(parochies), die op het grondgebied van onze tegen
woordige provincie lagen, thans niet meer voorkomen.
In het ambacht Boekhoute: Boterzande, Wevelswale
en Coudekerke. In het ambacht Assenede: Eertinge
(Hertinge), Moerkerke, Nieuwkerke, Steenland, Wil-
lemskerke en Vroendijke (Vremdijke). In het Axeler
ambacht: Beoostenblide, Aandijke en Notene (Othene),
terwijl in de heerlijkheid Saaftinge (gerekend tot het
Hulsterambacht) nog de parochies O.L. Vrouw van
Saaftinge en St. Laureins lagen. Zij zijn alle het slacht
offer van overstromingen geworden.
Ontstaan
VERVOLGENS wordt het ontstaan van de
moergronden beschreven. Het veen of moer van
Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen behoort tot het
laagveen, dat zich eenmaal uitstrekte van het
noorden van Frankrijk tot in Friesland. Het is het
resultaat van het verkolingsproces der planten. De
„moerassige" plaatsen noemde men moer, moor, mor,
morlanda. De term „moer" werd bij uitstek de be
naming om veengrond aan te duiden.
In de oorkonden wordt steeds onderscheid gemaakt
tussen het moerland of het oude land en het nieuwe
land of het werpland. In de nieuw bedijkte polders
was geen veen in de bovenste laag aanwezig. Men
vindt tal van toponiemen samengesteld met „moer",
niet alleen in de Vier Ambachten, waar de namen
Moerkerke en Zuiddorpe of Moere voor zichzelf spre
ken. In hun primitieve toestand werden de moeren als
weidegrond gebruikt. Later dienden zij voor de ont
ginning van turf als brandstof, alhoewel uit het zilte
veen ook zout werd gewonnen, bijvoorbeeld in Saaf
tinge reeds sedert 1261.
Langs het havenkanaal van Axel stonden volgens
Adriaanse niet minder dan 49 zoutketen, waaraan de
stad haar bloei voor een groot deel te danken had.
De buurt „Drie Schouwen" herinnert nog aan de drie
schoorstenen van de keten, waarin de zoutziederij werd
uitgeoefend.
Resultaat
DE veenoppervlakken worden voor elk der Vier
Ambachten vrij nauwkeurig gelocaliseerd. Hier
door is het mogelijk geworden dit gebied glo
baal te reconstrueren. Deze reconstructie is
vastgesteld in een kaart. De resultaten „wettigen de
hoop dat een verder doorgezet onderzoek zou toe
laten een historisch-geografische ontwikkeling te schet
sen, die het dichtst de vroegere werkelijkheid zou be
naderen".
Een ander resultaat is het vaststellen van de totale
turfontginningsactiviteit der geestelijke instellingen en
wereldlijke personen. „De deelname der abdijen en
andere geestelijke instellingen is het belangrijkst, maar
deze van de particulieren is zeer aanzienlijk. Voor het
182