No. 1 ZEEUWS TIJDSCHRIFT rentabiliteit niet onderzocht te worden. Ook de voordelen van de vaste verbindingen zijn al eerder onderkend. In 1866 bracht een Zeeuwse aannemer en in 1876 het hoofd van de Waterstaat in Zeeland een plan om Zand- kreek en Veerse Gat af te dammen. Een door Gedeputeerde Staten in 1921 ingestelde com missie onderzocht het afdammen van Zand- kreek en Eendracht. Van al deze plannen moeten de kosten ten opzichte van de geringe voordelen voor het verkeer te hoog geweest zijn. Wel leidde het onderzoek tot twee pro jecten voor een brug: één over de Eendracht, die in 1928 tot stand kwam en één over de Zandkreek. De laatste zou ongeveer 1,4 miljoen kosten; zij werd op 8 mei 1940 aan besteed, twee dagen voor het uitbreken van de oorlog en kwam tussen het oorlogsherstel en de ramp van 1953 niet meer aan de orde. Vele van de problemen die zich thans voor doen treden ook bij vroegere waterstaatswer ken naar voren. Aan de west- en oostzijde van de eerste herbedijking in 1598 groeiden de schorren aan, wat het probleem van de voor malige begrenzingen in het leven riep. Vielen deze aan de eigenaren, aan de ambachtsheren of aan de grafelijkheid ten deel? Er was dus toen al een strijd om de delimitatie van de „domeingronden". Opwassen kwamen van oudsher aan de grafelijkheid, later aan de am bachtsheren. In de vorige eeuw werden ver schillende nieuwe delimitatiecontracten geslo ten tussen de overheid en de ambachtsheren welke het in 1620 gesloten verdrag over de grenzen van de ambachtsheerlijkheden ver vingen. Over de interpretatie van deze con tracten bestaat thans, nu eb en vloed zijn uit gebannen, nog meningsverschil. Bij de inpoldering van de Frederikspolder in 1641 was er veel tegenslag. De bedijkers verkregen daarom verlenging en verdubbeling van de vrijstellingen van belastingen van de Staten van Zeeland, een incidentele bijdrage regeling. In onze dagen is nog steeds niet uit gemaakt hoe de verdeling van de kosten maar dan voorgoed tussen rijk en water schap zal plaatsvinden. De afsluiting van het Veerse Meer heeft het vraagstuk van de aanpassing van de land- bouwhavens aan de orde gesteld. Door de bedijking van de Willemspolder in 1771 werd de oude haven van Geersdijk binnengedijkt en een nieuwe loswal moest worden aangelegd, die in 1961 weer problematisch werd door verlaging van het waterpeil. Het aantrekken van arbeiders, dijkwerkers, van elders is evenmin iets nieuws. Bij de in poldering van de Frederikspolder werden Brabanders en Walen ingeschakeld. Er is ter completering van de vraag stukken ten slotte nog een prestige-strijd tussen de Rijkswaterstaat en de Provinciale Staten als het laatste college in 1878 weigert aan het verzoek van de Sophiapolder om cala- miteusverklaring te voldoen en de Rijkswater staat het verzoek steunt. De weigering werd duur betaald: in 1894 ging de polder voorgoed verloren. Wij bezwijken niet voor de verleiding een antwoord te geven op het door ons opgewor pen vraagpunt of uit het „laboratorium der geschiedenis" altijd voldoende lering wordt getrokken. Landbouwvraagstukken Wij zullen nu de recente landbouwvraag stukken op Noord-Beveland onder de micro scoop van het Deltaplan leggen. HET Drie-eilandenplan schept een winst aan cultuurgrond van 1930 ha, waar van ruim 1000 ha op Noord-Beveland. Dit is een gegeven dat voortkomt uit de sta bilisering van het waterpeil. Speciale omka- dingen, droogmakerijen dus zijn hiervoor niet nodig. Anders ligt het met de rest van het Deltaplan. Daar is de tegenstelling: landwinst door droogmakerijen of inrichten van een zoet waterbekken van waaruit ook buiten Zeeland de verzilting en verdroging kunnen worden bestreden. Over dit vraagstuk kan de exploi tatie van de gronden in het Veerse Meer ons weinig leren. De elders beschikbaar komende gronden zijn vaak anders van kwaliteit en 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 19