ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 1
vragen extra investeringen voor het droog
leggen. De laatste belopen met het cultuurrijp
maken 8 a 9000,per ha, waartegenover
een waarschijnlijk netto-resultaat van 400,
staat. Dan zijn er bijkomende voordelen:
voor het verkeer tussen de eilanden b.v. tussen
Zuid-Beveland en Tholen; voor de kosten van
dijkonderhoud; voor het scheppen van ruimte,
een der meest schaarse goederen in ons land;
voor sanering van de landbouw op het oude
land; voor het overschot aan boerenzoons;
voor de bedrijfsextensivering. Inrichting van
een zoetwaterbekken geeft voor zover wij
thans kunnen zien, geringere netto-baten2).
De bevloeiingskosten kunnen per ha op
450,a 550,per ha worden gesteld,
wat aanmerkelijk lager is dan het netto-resul
taat dat overwegend rond 400,is gecon
centreerd. Voor een keuze tussen de twee al
ternatieven doen wij dus wel een beroep op
de ervaringen elders.
Met betrekking tot de landbouwhavens is
er tussen de Rijkswaterstaat en het Econo
misch Technologisch Instituut voor Zeeland
veelvuldig overleg geweest over de concentra
tie en de behoefte aan accommodatie, zoals
scheepstype en lengte van de kademuren. Het
bijna constante waterpeil vergeleken met het
vroegere verval van drie meter maakte dit
nodig. De loswal van Geersdijk is ten slotte
door de Rijkswaterstaat niet hersteld. Daar
tegenover zijn de havens van Kortgene en
Kamperland gemoderniseerd en toegankelijk
gemaakt voor kustvaarders en kempenaars. In
het algemeen kan worden gesteld, dat regionale
havens hun bestaansrecht behouden, maar dat
lokale haventjes of loswallen, gezien de moto
risering van het landbouwvervoer over de weg
en de vergroting van het scheepstype, alleen
bij uitzondering voor handhaving in aanmer
king komen. Intussen hebben de boeren rond
de loswal van Geersdijk dit lokale aanpassings-
werk zelf gefinancierd. De moeilijkheid is dat
het opheffen van haventjes plaatselijk een zij
het geringe particuliere schade kan betekenen.
Daartegenover staat, dat ten slotte niet elk
historisch belang kan worden gehonoreerd.
Een vage richtlijn is het criterium van de on
evenredige schade door de rechtmatige over-
heidsdaad die het Deltaplan is. Het vraagstuk
van de landbouwhavenconcentratie is in ge
heel Zeeland aan de orde 3). Op Schouwen-
Duiveland is het aantal al van 14 tot 8 terug
gebracht en zal een verdere concentratie na
afsluiting van het Brouwershavense Gat (1970)
en de Oosterschelde (1978) actueel worden. In
Oost Zeeuwsch-Vlaanderen worden drie kleine
havens opgeheven en de haven van Wals
oorden geheel gemoderniseerd. De ervaringen
in het Veerse Meer zullen een rol spelen bij de
nadere plannen.
Nu de natuurlijke lozing door eb en vloed
grotendeels ten einde is gekomen, is een plan
van aanpassing voor de afwatering in haar
plaats gekomen. Dit houdt enige gemalen en
een verbeterd stelsel van watergangen in. Het
waterschap had de keuze tussen een gewoon
aanpassingsplan van 4 miljoen en een ver
beteringsplan van 6J/2 miljoen. Indien dit
laatste ware verwerkelijkt zou de waterhuis
houding zeer zijn verbeterd. Dit experiment
zou voor heel Zeeland van betekenis zijn ge
weest. Doordat er nog geen regeling van de
kostenverdeling voor de deltawerken tussen
de waterschappen en het rijk was nog altijd
is het wachten hierop is het eenvoudige
plan gekozen, maar zo, dat het verbeterings
plan alsnog mogelijk is.
Het uitblijven van de bijdragewet, hoe
moeilijk haar constructie ook zal zijn, is een
ernstig gebrek. Het had onder meer tot ge
volg, dat Gedeputerde Staten aan het water
schap bevel moesten geven tot uitvoering van
de aanpassingswerken. Bovendien is de con
centratie van de vele polders tot één water
schap op Schouwen-Duiveland, Tholen, Zuid-
Beveland en Noord-Beveland tot stand ge-
2) E.T.I. voor Zeeland: „Het Deltaplan en de
Zeeuwse Landbouw". Een nota omtrent een tweetal
agrarische aspecten van het Deltaplan", Middelburg
1961.
3) Zie het tijdschrift „Vaart" van mei 1962, waarin
een artikel: „De binnenvaart in en door Zeeland - Ana
lyse en perspectief" van de hand van schrijver dezes.
20