No. 1 ZEEUWS TIJDSCHRIFT komen in het vertrouwen, dat een spoedige en redelijke lastenverdeling met het rijk zou wor den getroffen. Psychologisch is hier een fout gemaakt. Dat blijkt ook uit de vertraging van de polderconcentratie in Oost Zeeuwsch- Vlaanderen Wat het stelsel van bijdragen betreft is het de vraag of de boeren een exclusieve positie in nemen ten opzichte van andere groepsbe langen. De veiligheid is zo een factor niet. Van de verbindingen profiteren alle sectoren. De praktijk op Noord-Beveland moet nog leren of de kosten van het dijkonderhoud na de afsluitingen geringer zullen zijn. Het waterpeil is constant en tast de glooiing bij opstuwingen en golfslag op één niveau aan. Bovendien kan de glooiing niet meer bij eb worden hersteld, maar moet dit soms onder de waterspiegel gebeuren. De betere water huishouding ten slotte komt neer op voordelen die per streek zeer sterk wisselen, pas na vele jaren effect sorteren, aanvullende voorzienin gen vragen en grote delen van ons land ten goede komen. Langs het Veerse Meer zal zelfs 100 ha verdroging te lijden hebben doordat het getij is vervallen en de drukhoogte buiten dijks is gedaald. Van de „aanvullende" werken in de ruimste zin noemen wij nog de gemeentelijke her indeling in 1941 van Noord-Beveland van vier tot twee gemeenten, elk van bijna 4000 in woners. Voor het voeren van het gemeentelijk beleid ten overstaan van de vele nieuwe vraag stukken blijkt dit een gelukkige omstandigheid te zijn. Beide gemeenten hebben een redelijk financieel draagvlak. In 1959 werd het ene waterschap geformeerd, waarbij naar blijkt met zeer goed gevolg, de autonomie een veel bredere basis heeft gekregen en de onderhande lingspositie is versterkt. Ten slotte is er een administratieve ruilverkaveling aan de gang, die de rentabiliteit van het landbouwbedrijf ten goede zal komen. Een groot gedeelte van Zeeland is hierin voorgegaan: 55.000 ha of 40 van de cultuurgrond is her- of ruil- verkaveld. Op de Zuidhollandse eilanden is hiervoor nog alle ruimte. V isserij ER is een interdepartementale commissie die de schade uit hoofde van de delta werken bestudeert. In een rapport dat de regering heeft aanvaard stelt zij, dat een poging moet worden aangewend de garnalen- vissers tot de kleine zeevisserij op te leiden. De garnalenvissers die Veere als thuishaven hadden 30 schepen, ruim 100 bemannings leden hebben een nieuwe haven bij Colijns- plaat op Noord-Beveland gekregen. Zij krijgen dus nog ruim 15 jaar de tijd voor overschake ling, voordat ook de Oosterschelde wordt af gesloten. Ook hier is met de regeling te lang gewacht zodat er veel onrust was ontstaan. Voor omvangrijker schadegevallen die de vis serij nog te wachten staan moet daaruit lering worden getrokken. Over het nut van een goede en tijdige voorlichting bestaat in Den Haag kennelijk niet veel begrip. Intussen is een rijks regeling afgekondigd, die 30 renteloos voor schot voor de verbetering van de schepen toe staat, terwijl de overige 70 door de ge meente kan worden gegarandeerd. Het ziet er overigens niet naar uit, dat de grote stap van kust- naar kleine zeevisserij gemakkelijk zal worden gedaan. De geringe belangstelling voor de Zeeuwse visserijschool te Vlissingen belooft weinig goeds. En toch zal de garnalenvisserij wel goeddeels een aflopend karakter hebben. Het behoud van de oester- en mosselcultuur is afhankelijk geweest van proeven die in het Veerse Gat zouden worden genomen. Die proeven waren begroot op ongeveer 15 mil joen. Daartegenover stond een produktie- waarde van 21 miljoen per jaar die moet worden verzekerd. Nadat een zevental jaren geleden het idee van het proefbekken uit de koker van de Rijkswaterstaat tevoorschijn was gekomen, heeft dit zelfde orgaan er zich later scherp tegen verzet. De bestekken mochten al gereed zijn, op de begroting van Landbouw en Visserij voor 1962 mocht 2 miljoen voor de proeven zijn uitgetrokken, de hardnekkige boze geruchten over het niet doorgaan van de proef bleken ten slotte uit een sterke inspira tiebron te spruiten. Uit Yerseke zelf werd het 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 21