31
No. 1
ZEEUWS TIJDSCHRIF1
worden opgetreden. In 1698 maakte het grote aantal
bedelaars en landlopers, ook wel heydenen genoemd,
het aanstellen van enige personen als „roo-roe" (een
soort veldwacht) noodzakelijk. Baert wijst nog op het
bestaan van een zwarte lijst in 1773. Pieter Stoffels
de oude was zo aan sterke drank verslaafd dat zijn
gezin tot „last van de armen" dreigde te komen. De
luitenant-baljuw moest de herbergiers en kantinehou
ders aanzeggen geen sterke dranken aan Stoffels te
verkopen. De veldwachter deed zijn intree in 1795.
Zeeuwsch-Vlaanderen was toen Frans gebied. Op 1 juni
1892 werd de betrekking van veldwachter te Terneu-
zen opgeheven. Tevoren, in 1889, was Cornelis Klaas-
sen tot inspecteur van politie aangesteld. Met de snelle
groei van de gemeente zien wij ook het korps zich
uitbreiden met steeds betere hulpmiddelen.
Agrarische geschiedenis
VOLGENS het werk van Wesseling over Ter-
neuzen was het de predikant Hondius, die zich
met de aardappelteelt bezighield. Van Acker
echter beweert in zijn artikel „De opkomst van
de aardappelteelt in West-Vlaanderen en in West-
Europa" (Biekorf, zaaimaand 1962), dat de Ter-
neuzense predikant de verspreider van de aardpeer
(helianthus tuberosus) is geweest, die veel gelijkenis
met de aardappel vertoont. De knollen van de aardpeer
waren beter voor veevoeding dan als volksvoedsel ge
schikt. Lange tijd kende de wilde flora van Zeeland
de verwilderde aardpeer als een bijna onverwoestbaar
onkruid. In 1911 werd zij voor het laatst in deze
provincie gesignaleerd. Of Hondius, die in 1621 over
leed, de aardappel of aardpeer heeft geïntroduceerd,
laten we verder maar in het midden. Volgens Van
Acker is het waarschijnlijk de Engelse kartuizer Robert
Clark geweest, die te Nieuwpoort in de eerste helft
van de 17e eeuw de aardappel heeft gepropageerd. Ge
leidelijk verspreidde de aardappel zich door Vlaande
ren om tegen het einde van de eeuw de landsgrenzen
te passeren. Oostburg had met de aardappelteelt de
primeur voor Nederland (1697). Volgens Van Acker
is de Schelde de barrière geweest die een vlugge ver
spreiding vanuit Zeeuwsch-Vlaanderen heeft tegenge
houden. In een plakkaat van de Staten van Zeeland
van 1737 worden naast de aardperen en aardnoten
de aardappelen genoemd, die meer dan te voren wor
den geteeld. Geleidelijk aan werd de aardappel volks
voedsel.
Verhouding Zeeland-Holland
UIT het om de jaarwisseling verschenen tweede
deel van de biografie van Oldenbarnevelt door
mr. Jan den Tex, dat de periode 15881609
bestrijkt, blijkt dat er tussen Holland en Zee
land verschillende malen wrijvingen optraden. Rond
1595 had Oldenbarnevelt de Zeeuwen in het harnas
gejaagd door zijn houding inzake de konvooien en
licenten. De kwestie liep zo hoog, dat Holland bij
Bommenee de scheepvaart met Zeeland ging contro
leren. Zeeland heeft niet toegegeven, dat kon men van
de „trotse Zeeuwen" niet verwachten.
De stadhouder legde „zijn volle gewicht ten gunste
van Zeeland in de schaal." Christoffel Roels, de
Zeeuwse raadpensionaris, schreef toen op zijn sterfbed
een politiek testament, waarin wordt betoogd dat de
Staten van Zeeland de prins moeten kiezen „tot hoofd
van de Unie". „Het heeft enige jaren geduurd eer
Zeeuwse staatslieden de suggestie van hun overleden
raadpensionaris hebben opgevolgd. Het idee was echter
gelanceerd en wekte bij Oldenbarnevelt en zijn aan
hangers dat afschuwelijke wantrouwen dat zo veel tot
de bestandstwisten en hun noodlottige afloop heeft
bijgedragen."
We hebben enige jaren geleden in dit tijdschrift
geschreven over Dronkers en het drama van de
Zeeuws-Limburgse spoorweg. In het artikel van dr.
M. Hartgerink-Koomans, Een spoorlijn voor Neder
lands Limburg (1835-1856), verschenen in de tweede
aflevering van de „Bijdragen voor de Geschiedenis
der Nederlanden" (jrg. 1962), komt de tegenstelling
Holland-randgewesten duidelijk naar voren. „Wat
boven alles gold, was het belang der grote Hollandse
koopsteden die preoccupatie scheen het gezichtsveld
te verengen, zodat men andere belangen zelfs niet eens
meer waarnam." Wij hebben in ons artikel over Dron
kers wel de tegenwerking van de regering genoemd,
maar uit deze studie blijkt duidelijk de vrees voor con
currentie. „Het feit dat Vlissingen (beginpunt conces-
sie-Dronkers) een ijsvrije haven was, het hele jaar door
gemakkelijk uit zee te bereiken en dus, zodra het maar
verbinding met het achterland zou hebben, onverge
lijkelijk veel beter gelegen dan toenmaals de Holland
se steden, speelt in de plannen van deze jaren én in
de tegenstand die ze ondervonden, een grote rol."
Dronkers had een vooruitziende blik. Hem stond een
aansluitende stoombootdienst op Engeland voor ogen
en een verbinding met de ontworpen lijn naar de Rijn
provincie. Hoewel het er met de financiën van de
opvolgende concessionarissen niet bepaald rooskleurig
voorstond, is tegenwerking van Hollandse zijde toch
mede een van de redenen waarom Zeeland twintig jaar
op zijn spoorweg heeft moeten wachten.
Met Limburg ging het dezelfde weg. Concessie na
concessie werd door het departement terzijde gelegd.
Limburg heeft echter kolen achter de hand. Verbe
tering kwam met de eerste wereldoorlog toen het
kolengebrek in Holland nijpte. Nog in 1914 lag op
het traject Nijmegen-Venlo slechts enkel spoor, ten
zuiden daarvan begon weer een dubbele rijbaan. Het
is hetzelfde jaar waarin naast de spoorlijn op de
Kreekrakdam een weg werd aangelegd.