De schuteboer
J. Vader
5
No. 1
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
ZOUDEN er wel Nederlanders bestaan, die nooit van het oud-vaderlandse vervoer
middel, de trekschuit, gehoord of gelezen hebben? Hoe geliefd die was en „hoe
knusjes dat men daerinne zat"? Heel anders is het met de oud-Walcherse „schute"
en de bestuurder ervan: de „schuteboer". Slechts heel weinigen leven er nog, die zich de
„schuteboer" en zijn vaartuig herinneren.
De jongere Walcherenaars kennen zelfs de naam niet meer en de schute hebben zij nooit
gezien. Wij ouderen, zongen in onze jeugd het bekende liedje: „Drie schutenboers die voeren
over waeter". Het was zeker geen specifiek Walchers liedje, maar wij zongen het toch „op
z'n Walchers" en het vak van schuteboer was toen, in ons waterrijk landje, nog in volle fleur.
ALS jongens hebben wij wel met ze mee-
gevaren. Met Floor Maljers van Aagte-
kerke en Arjaen Izakse van Meliskerke.
En een plezier dat wij op die lange tochten
hadden!
De laatste Walcherse „schuteboer", de eer
zame Floor bovengenoemd, is enige jaren ge
leden heengegaan en met hem een stukje ge
schiedenis van het oude Walcheren.
De schuteboer kon vroeger in de dorpsge
meenschap evenmin gemist worden als de riet
dekker of de beenhakker x). Elk dorp op Wal
cheren, dat aan het water lag, bezat eertijds
zijn eigen schuteboer. En welk dorp deed dat
niet op het waterrijke Walcheren van vóór
1890!
Wat zou een Walchers dorp zonder schute
boer geweest zijn? Wie had dan de meester-
flesjes 2) met dranken mee moeten brengen uit
de apotheek in de stad? Of „den Aerlemsen-
olie" tegen de verkoudheid! de cremontart en
rabarber, het bloedzuiveringsmiddel bij uit
nemendheid?
De boerenarbeider stond te springen om een
nieuwe zekel 3) van de maljenier4). En de
kleermaker, die tevens houder van het dorpse
„postkantoor" was, zag ongeduldig uit naar
een tiental nieuwe „kopjes", als hij door zijn
voorraad heen was. Kopjes? Ja, want eerst in
later tijd zou men die dingen „postzegels"
gaan noemen.
Hij kon ze ook wel mee laten brengen met
de „vellewachter", maar die ging slechts twee
maal in de week voor de burgemeester naar
de stad. Dan bracht hij de post voor het dorp
mee. Kranten en ook wel eens brieven, als die
er waren. En de vent had de prettige eigen
schap, een hem opgedragen boodschap niet
langer te kunnen onthouden dan van twaalf
uur tot de middag.
Affijn, als de schuteboer een stuk of tien
„kopjes" meebracht, was hij weer voor een
week uit de brand. De gewone mensen uit het
dorp schreven immers haast nooit brieven. Dat
waren maar nieuwigheden, die het volk uit de
stad wilde invoeren.
MEN zal vragen: „Konden de dorpelingen
dan al die kleine en grote boodschappen
niet met de „vrachtenaer" mee laten
komen?". Neen, want een geregelde bodedienst
tussen dorp en stad bestond er nog niet. De
4) slager.
2) medicijnflesjes.
8) sikkel.
4) ijzerhandelaar.