ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 3
Ook in de Oost bleef hij aanvankelijk va
rende en hij werd dan ook spoedig bevorderd
tot eerste stuurman en gezagvoerder over een
bark waarmee hij zeven reizen maakte van
Batavia naar Padang op Sumatra's westkust
waar de Compagnie verscheiden nederzettin
gen had met het hoofdkantoor in Padang. In
die tijd hadden de met de Compagnie bevrien
de vorsten van de rijken Baros en Sorkam
moeilijkheden met hun grote nabuur de ko
ning van Atchin (Atjeh), waarom zij de hulp
inriepen van de machtige Compagnie. Aan De
Klerk werd de leiding van deze hulpexpeditie
opgedragen welke hij tot een goed einde
bracht ten koste evenwel van zijn gezondheid.
Volgens de geschiedschrijver kreeg hij te lijden
aan „een verlamming van alle zyne leden, daar
die streek zeer ongezond was".
De factorijhouders der Compagnie te Pa
dang gaven aan Batavia de beste berichten
door over de door de jonge zeeman verleende
hulp en een der Padangse vrienden zou bij die
gelegenheid hebben geschertst dat De Klerk
nog wel eens commandeur van Batavia zou
worden, waarop De Klerk zou hebben geant
woord: „dat zoek ik niet, ik zoek de generaals-
deur."
MET zevenentwintig jaar verliet hij de
zeedienst en werd hij benoemd tot
onderkoopman en hoofd van Toeloeng
Bawang, het noordelijkste van de Lampongse
districten met als hoofdplaats Menggala. een
in die dagen belangrijke haven door een
drukke handel tussen Batavia en dit deel van
Sumatra.
De Klerk, die deze streek goed had leren
kennen ontving opdracht een geschil bij te leg
gen tussen de vorsten van Bantam en Palem-
bang, dat de handel tussen beide landen zeer
belemmerde en waarvoor de tussenkomst als
scheidsrechter van de Compagnie was inge
roepen. De Klerk voer daartoe de Lampong-
rivier op tot waar de vloten der beide vorsten
tegenover elkaar lagen en waartussen hij zijn
schepen plaatste. Veertien maanden moest er
eerst nog worden onderhandeld aleer hem
werd toegestaan op de wal een bamboezen
huis te bouwen. Toen dit klaar was liet hij
daarheen in de nacht heimelijk vier stukken
geschut brengen: aan iedere hoek van het huis
één kanon. Bij het krieken van de volgende
morgen weerklonken naar de vier windstreken
kanonschoten tot verbazing en schrik der bei
de partijen. De Klerk maakte hen duidelijk
dat er nu maar eens een punt moest worden
gezet achter de eindeloze onderhandelingen
en een eind aan het grensgeschil gemaakt. Ge
steund door wat de geschiedschrijver noemt
„de laatste bewysreden der koningen" werd
nu de grensscheiding vastgesteld. De Klerk liet
er een vesting bouwen die hij naar de toen
malige gouverneur-generaal Valckenier, Val
kenoog noemde en waar hij een bezetting van
tien man achterliet.
In 1741 werd De Klerk op zijn verzoek uit
deze ongezonde streek teruggeroepen naar Ba
tavia waar men hem best voor de oplossing
van weer andere moeilijkheden kon gebruiken.
Men maakte er zich namelijk grote zorgen
over het toenemend aantal Chinezen dat uit
hun vaderland naar Java kwam om fortuin
te zoeken en die dit doel niet altoos op or
delijke wijze nastreefde.
Het Lid van de Raad van Indië, de baron
Van Imhoff, kortelings als gouverneur van
Ceylon naar Batavia teruggekeerd, adviseerde
een groot aantal van deze nijvere lieden op te
pakken en naar Ceylon te emigreren, waar een
groot tekort aan arbeidskrachten was. Zo ge
zegd werd toen ook gedaan. Bij de daarop
volgende razzia werden echter ook enige wel
gestelde Chinezen opgepakt, die zich voor niet
weinig geld loskochten hetgeen kwaad bloed
zette bij hun minder door de fortuin begunstig
de landgenoten. Deze gingen nu geloven dat
het in de bedoeling lag hen naar zee te bren
gen en hen dan over boord te zetten. Bij de
genen die nog niet waren opgepakt sloeg bij
deze geruchten de schrik om het hart; men
liep te hoop en de regering begon te vrezen
dat de stad zou worden bestormd. Aanvanke
lijk scheen het nog dat de zaak in der minne
82