No. 3 kon worden geschikt maar de verwarring nam hand over hand toe en het slot was een groot bloedbad onder de Chinezen met brandstich ting en plundering. Die er het leven afbrachten vluchtten de stad uit en groepten vooral samen in het district Bekassie onder de rook van Ba tavia. De oproerige gezindheid van deze lie den verspreidde zich verder naar de noord oostkust van Java. Er moest een leger worden heengezonden en aan de Heren Gecommitteer den die dit vergezelden werd De Klerk als secretaris toegevoegd. Onder de Gecommit teerden bevond zich Verysel die uit de tijd dat hij Kommandeur was van de equipage-werf te Batavia De Klerk kende, die bij hem als gezagvoerder uitrusting en fourage kwam ha len. ALS bondgenoot van de Compagnie had zich bij deze veldtocht de keizer of soe- soehöenan van Soerakarta verbonden, die een bloedverwant tot bevelhebber van zijn troepen had gesteld. De Compagnie had redenen om aan de betrouwbaarheid van deze generaal te twijfelen en Verysel vatte het plan op zich van hem te ontdoen. De Klerk kreeg hiertoe opdracht en begaf zich op weg naar de legerplaats van de keizerlijke bevelhebber die met 100.000 man in de buurt van Semarang was gelegerd. Voorzien van rijke geschenken werd hij tot de aanvoerder toegelaten die hem op barse toon vroeg wat hij wilde. De Klerk overhandigde de talrijke fluwelen en zijden stoffen en o.m. twee kisten met het veelbe geerde opium onder de mededeling dat deze geschenken een bewijs moesten zijn van de er kentelijkheid der Compagnie voor de reeds vroeger en nu weer aangeboden diensten en met de uitnodiging om, nu hij zo in de na bijheid was naar het hoofdkwartier te komen opdat men nog eens in persoon van de dank baarheid der Compagnie zou mogen getuigen, alsook om verdere plannen te bespreken. Tot meerdere geruststelling van de achterdochtige Javaan zou De Klerk zolang als gijzelaar in het kamp blijven. De Javaan wie dit alles te mooi klonk om waar te zijn verontschuldigde ZEEUWS TIJDSCHRIFT zich met de mededeling dat hij het niet raad zaam achtte zijn troepen te verlaten. De Klerk drong nochtans aan en de generaal waarschijn lijk overwegende dat vertrouwen wel gevaar lijk was, maar de schijn van wantrouwen nog meer, liet zich ten slotte overhalen, terwijl De Klerk achterbleef. De vorst werd met veel pracht en praal in Semarang ontvangen waar door hij geheel ingepalmd, een volgende uit nodiging gereder aanvaardde, daarop prompt werd gevangen genomen en naar Batavia over gebracht. De Klerk maakte met dit door hem behaalde succes geen geringe indruk bij de heren in Batavia zodat hij niet lang daarna werd aangewezen voor het opknappen van een soortgelijke karwei te Soerabaia. Daar waren moeilijkheden ontstaan met de vorst van Madoera die zijn begerige blikken had gevestigd op maar liefst geheel oostelijk Java en daartoe de hoofdplaats Soerakarta reeds had bezet. Wel kon De Klerk hem alras overtuigen deze plaats aan de soesoehoenan terug te ge ven, maar van zijn andere aspiraties wenste de vorst niet af te zien. Hij probeerde integen deel zijn doel langs een toen gebruikelijke weg te bereiken door te trachten De Klerk met kostbare geschenken tot zijn standpunt over te halen. Onze ronde Zeeuw bleek daarvoor niet toegankelijk. De volgende eveneens ge bruikelijke stap was een klacht bij de Be windhebbers te Batavia tegen hun dienaar met het verzoek de lastige opperkoopman te rug te roepen om zich te verantwoorden. Hier aan werd om des lieven vredes wille voldaan en op 1 augustus 1743 was De Klerk weer te Batavia waar hij zich zonder moeite tegen over de inmiddels als gouverneur-generaal opgetreden baron Van Imhoff kon vrijpleiten, terwijl de vorst van Madoera van zijn wel zeer ver gaande plannen moest afzien. INMIDDELS was voor De Klerk een pe riode van rust ingetreden en het scheen alsof hij op een zijspoor was geraakt. Doch nu kwam zijn goede verstandhouding met Verysel van pas. 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 19