No. 3
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
voerbaarheid. van deze adviezen. De geleerde
prijswinnaars waren stellig deskundig voor
wat betreft de ware en zuivere leer van het
Evangelie, maar zij hadden even stellig geen
kennis van hen die bestemd waren om die
ware en zuivere leer onder de bewoners van
de koloniën van de staat te bevestigen en
voort te planten. Dan kende De Klerk zijn
pappenheimers beter: „de yverloosheid en
het gans met het teder caracter van leraar
niet overeenkomende gedrag van sommigen,
zoals men helaas het laatste maar al te dik-
wyls moet ondervinden, gevoegd by het ge
brek aan goede en bekwame schoolmeesters
ter onderwyzing van de jeugd en om in de
kinderen de gronden te leggen tot het woord
der waarheid, twee hoofdgebreken zyn aan
dewelke de zo beklaaglyke als flaauwe voort
gang van de christelyke godsdienst dient te
worden geattribueerd."
Bovendien, het Nederlands was buiten de
ambtelijke kringen en de ambtelijke brief
wisseling nauwelijks bekend. In het dagelijks
verkeer waren het Portugees en het Maleis de
hoofdtalen; het onderwijs werd grotendeels in
die talen gegeven. Het aanzienlijkste kerk
gebouw in Batavia was de Portugese kerk,
waar Ds. Lieftink zijn preken in het Portugees
hield. De bekende James Cook meende bij
zijn komst in 1770 te Batavia dat de over
grote meerderheid der bevolking uit Portu
gezen bestond. Eerst door het in 1777 op
tredende college van „Curatore en Scholar-
chen" werd aan de schoolmeesters de eis ge
steld dat zij Nederlands zouden kennen. De
leerstof was: kennis van de taal, de grond
beginselen van het rekenen en het behoorlijk
zingen van Davids Psalmen. Pogingen om
enige meerdere kennis tegelijk met de moeder
taal te verspreiden werden door Holland te
gengegaan. Zo had de eerste klerk ter Alge
mene Secretarie A. S. Jordens beproefd een
dagblad uit te geven onder de naam „Bata-
viasche Novellen" en hoewel dit met voor
kennis en machtiging van de Hoge Regering
was geschied moet de uitgave weldra op stellig
verbod van de Heren XVII worden gestaakt.
In zijn „bericht en raad" legde De Klerk
dan ook de nadruk op een betere salariëring
der godsdienstleraren. Hij stelde voor dat zij
na tien dienstjaren in de tropen naar het moe
derland teruggekeerd voor hun verdere leven
de helft van hun salaris zouden behouden en
na 20 dienstjaren zelfs het gehele salaris.
Daarnaast pleitte hij voor betere scholen. Wel
licht rekende hij hierbij te veel met zijn eigen
robuuste gestel want men vond in Holland
deze voorstellen wel prijzenswaard maar
vreesde dat er maar weinig leraren daarvan
genot zouden hebben „daar zeer weinigen na
verloop van tien, laat staan van twintig jaren
nog in leven bevonden zouden worden." Er
werd geen besluit genomen en eerst veel later
zouden De Klerks adviezen worden opge
volgd.
Zijn ingeboren eenvoud die wars was van
alle poppekasterij blijkt nog uit zijn besluit
tot het afschaffen van enige voorschriften die
de uiterlijke praal voorschreven en de te be
tonen eerbied voor de hoogste gezagdrager.
Zo behoefden in den vervolge de Raden van
Indië niet meer met hun koets ter zijde van
de weg te wachten tot de Gouverneur-Gene
raal gepasseerd was. Evenmin moest voortaan
de gemeente in de kerk opstaan bij zijn binnen
treden, wanneer de godsdienstoefening reeds
was aangevangen.
De Klerk is door de lange tropenjaren heen
zichzelf gebleven: eenvoudig, op de man af,
beheerst. Uit de persoonlijke omgang wordt
van hem getuigd dat, wanneer hij driftig werd
en wie werd ook toen in die tropische hitte
niet eens driftig? het woord „verdome"
zijn ergste vloek was. Latere kolonialen heb
ben wel sterker termen gebruikt!
Op 1 mei 1754 is hij te Batavia gehuwd met
Sophia Francina Westpalm, de weduwe van
zijn vriend Verysel, er werden geen kinderen
geboren.
OP 18 mei 1776, hij was dus toen direc
teur-generaal, de voorpost van het
gouverneur-generaalschap, maakte hij
een testament bij de notaris Egbert Blommers
87