ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 te Batavia. Diens opvolger Leendert Kolff werd op 1 september 1780 te 20.30 uur ont boden ten sterfhuize van de zo juist overleden landvoogd alwaar hem door de weduwe ter hand werd gesteld het met het cachet van de overledene op zeven plaatsen verzegeld testa ment. In dit mutuele testament werd de langst levende echtgenoot tot algemeen erfgenaam benoemd terwijl verder o.m. de volgende le gaten werden vermaakt. Aan zijn zuster Catharina de Klerk weduwe van Job Cole te Middelburg de rente a 6 van 10.000 rijksdaalders van welk kapitaal na haar dood 8.000 rijksdaalders moesten worden uitgekeerd aan de zoon van deze zuster, Johannes, wonende op de Dijk te Mid delburg en 2.000 rijksdaalders aan zijn neef Reynier Horique „onderkoopman op Am- boina, welke laatste by de erfgename blyve totdat diens schuld aan de Compagnie is vol daan of wanneer hy verlof heeft gekregen naar Holland te gaan." Verder 2.000 rijks daalders aan zijn geadopteerd kind Willem Cornelis „thans in Holland op school" en 2.000 rijksdaalders aan zijn geadopteerde dochter Wilhelmina Cornelia. De gerefor meerde diaconie kreeg voor de armen 200 rijksdaalders. Al zijn boeken en manuscripten komen aan de baljuw Jacobus Cornelis Ma theus Radermacher, in het testament zijn schoonzoon genoemd, zijnde gehuwd met Margaretha Sophia Verysel, dochter uit het tweede huwelijk van de weduwe. Aan een zoon van deze baljuw, Mr. Frans Reynier Radermacher werden 20.000 rijksdaalders ver maakt waarvan de weduwe het vruchtgebruik behield; zij stelde deze kleinzoon later tot haar algemeen erfgenaam. Zijn moeder kreeg daarbij nog „een stel brillante knopen voor een korte kabaja en een dubbele snoer parels (de grootste die er zijn)" en al de kleren van de testatrice, welke bij voor overlijden aan het hiervoor genoemde geadopteerde doch tertje moesten komen. Ten slotte werden zoals meer bij erflatingen gebruikelijk was enige slaven vrijgelaten en daarbij begiftigd met een som gelds. HIERMEDE is onze kennis uit de officiële bescheiden omtrent Reynier de Klerk uitgeput. Noch van de geadopteerde zoon Willem Cornelis „in Holland op school" noch van het dochtertje Wilhelmina Cornelia kon een spoor worden gevonden. Stonden deze zogenaamde „speelkinderen" in enige bloedverwantschap tot de erflater? Wij weten het niet. Het was niet ongewoon dat de Hol landers, meest gesteld op eenzame posten, vaak zonder enige Europese omgang in een moordend klimaat en van een robuuste ge zondheid bij een inheemse vrouw kinderen verwekten die later geadopteerd of gewettigd werden. Van dit laatste blijkt voor Willem Cornelis en Wilhelmina Cornelia niets. Rey nier de Klerk is er ons niet minder om. Ook niet omdat hij bij zijn voor de Compagnie zo welbesteed leven mede voor zich zelf een goed „rentmeester" geweest is. De salarissen die de Compagnie haar dienaren betaalde waren aan de zeer lage kant. Een gouverneur kreeg hoog uit 200,per maand en moest toch een zekere staat voeren zowel tegenover de in landse vorsten als tegenover de hoofden van de kantoren der andere Europese naties. Men dreef dus algemeen particuliere handel en het moest al heel erg de spuigaten uitlopen wanneer de Compagnie hen daarvoor ter ver antwoording riep. Doch dit is een ander cha piter. REYNIER DE KLERK is een landvoogd geweest in een tijd toen de Compagnie op haar laatste benen liep. De fut was er uit. Wel werden nog ieder jaar hoge divi denden uitbetaald aan de heren in Holland, maar het was potverteren: in plaats van win sten waren reeds lang verliezen gekomen; de dienaren in de Oost moesten het maar zien te rooien met schoorvoetend verstrekte en on toereikende steun van het moederland. De Klerk moet deze neergang van zaken met lede ogen hebben aangezien. In augustus 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 24