ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 3
het parlement via de ministeriële verant
woordelijkheid, maar de praktijk heeft in
tussen wel uitgewezen, dat het regionale
industrialisatiebeleid, althans wat dit as
pect betreft, in de volksvertegenwoordiging
vrijwel nooit ter discussie komt. Niettemin
zijn daarbij vitale belangen van de gemeen
ten betrokken.
De gemeentebesturen, die in de verwach
ting leefden, dat ook hun gemeente zou
worden „aangewezen" en die moesten con
stateren, dat in plaats daarvan de buur
gemeente tot „kerngemeente" werd ge
promoveerd, kunnen alleen maar gissen
naar de motieven, welke tot dit besluit
hebben geleid.
Voor het verkrijgen van de andere hier
boven genoemde faciliteiten geldt evenmin
een bepaalde procedure, leder weet, dat
er een „pot" is en dus wordt daarop een
aanval gedaan, zo in de geest van: „nee
heb je en ja kun je krijgen".
Wanneer voorts nog wordt gewezen op
de verdeling van de woningwetwoningen en
het bouwprogramma (de z.g. rijksgoed
keuring!), waarmee toch ook niet zelden
grote belangen van de gemeente zijn ge
moeid, en bij het verkrijgen waarvan even
min een minimum aan rechtszekerheid voor
de gemeenten aanwezig is, dan krijgt men
toch wel enig inzicht in de betekenis en de
omvangrijkheid van het probleem.
De gemeenten zijn op deze manier vaak
afhankelijk van de inzichten van ambtelijke
diensten, die wel oog hebben voor „hun"
sector, maar die het totaal van het gemeen
telijk beleid bezwaarlijk kunnen overzien en
beoordelen.
Het spreekt intussen we! vanzelf, dat de
gemeenten bij dit alles niet het laatste
woord kunnen hebben. Zij zijn nog altijd
onderdelen van de staat en bij zaken als de
onderhavige spelen ook belangen van ho
gere orde een rol. Maar evenzeer is waar,
dat de grondslagen van ons staatsbestel
worden geschonden, wanneer met de be
langen van de gemeenten willekeurig en
rechteloos wordt omgesprongen. Het cen
trale bestuur moet altijd een beleids-marge
hebben, waarbinnen het naar eigen inzicht
kan beslissen. Dat terrein is als regel ook
voor de rechter niet toegankelijk. Dit neemt
echter niet weg, dat de bestaande situatie
voor verbetering vatbaar is.
Als minimum-eis zou kunnen worden ge
steld, dat belangrijke subsidie-regelingen
een wettelijke basis hebben en dat bij de
uitvoering daarvan de colleges van Ge
deputeerde Staten zoveel mogelijk worden
ingeschakeld, waardoor ook de decentrali
satiegedachte wordt geaccentueerd.
Enerzijds is er dan de invloed van het
parlement en anderzijds komt de uitvoering
(via het z.g. zelfbestuur) onder de verant
woordingsplicht van Gedeputeerde Staten,
die dit college op grond van de nieuwe
provinciewet tegenover de Provinciale Sta
ten heeft.
In bijzondere gevallen ware tevens een
recht van beroep op de Kroon te creëren.
Alvorens te beslissen moet de Kroon het
advies inwinnen van de afdeling bestuurs-
geschillen van de Raad van State.
De gemeenten hebben dan in elk geval
het gevoel, dat hun belangen tegenover
andere belangen behoorlijk worden af
gewogen. Een weigering of afwijzende be
slissing zal dan ook gemakkelijker worden
aanvaard. Bovendien kan de verantwoor
dingsplicht voor het zelfbestuur de hele
zaak in de openbaarheid brengen. En ook
dat kan preventief werken.
90